De fase van “de laatste keer” is aangebroken. Nu we onder de traan van Sri Lanka zeilen, verlaten we de Indische Oceaan en daarmee de laatste oceaan voordat we terug in Europa zijn. Hoewel deze oversteek anders verliep dan gehoopt, hebben we het toch maar weer geflikt samen. Roze tropische vogels met lange pluimstaarten vliegen ons tegemoet, passerende vissers houden hun vangst omhoog met een gebaar of we er eentje willen, grote toeristenboten varen de baai uit om walvissen te spotten. Wij varen diezelfde baai in om een noodstop te maken. Even uitrusten, dingen repareren en een beter weervenster afwachten voordat we verder gaan. Verder naar onze laatste koraalatol: de Malediven. Onze laatste stop voordat we doorgaan richting de Rode – en Middellandse Zee.

Noodstop
Midden in de grote Weligama baai droppen we ons anker, we zijn het enige zeiljacht. We besluiten niet in te klaren, we hebben het papierwerk niet voorbereid en kunnen helaas niet lang in Sri Lanka blijven. Een noodstop maken mag altijd, het is de wet van de zee. Zolang we niet aan wal gaan tenminste. Drie dagen lang kijkt niemand op of om, dus het wordt steeds verleidelijker om de kakofonie op straat eens van dichtbij te bekijken, om na 12 dagen de benen te strekken en even online te komen. Dat alles zou zo fijn zijn. Maar we blijven braaf aan boord. We vermaken ons prima met bootklussen, films kijken en uitgebreid koken. Gelukkig lijkt de motor na ons laatste incident nog helemaal in orde en kunnen we weer verder. De seizoenswisseling hijgt wederom in onze nek.

Kalme zee onder Sri Lanka

Zwarte drek
Het laatste stukje onder de traan is kalm, als in te weinig wind, dus motoren we een etmaal. We zijn extra voorzichtig geworden met dit inmiddels oude beestje, we controleren het motorruim dan ook zowat ieder drie uur. En jawel, het glazen potje van de dieselfilter zit halfvol water. Geen helder water, maar een dikke laag zwarte drek klotst zachtjes onder de laag diesel. Tijdens de vorige oversteek hebben we zoveel buiswater overgekregen dat het keer op keer de vuldop van de dieseltank binnen is gesijpeld. Iedere drie uur tappen we de dieselfilter af. We maken er een sport van om het klusje steeds nét iets sneller te klaren. Bij de laatste keer zetten we ons record: 8 minuten en 20 seconden, zonder een druppel te knoeien!

Links: Een Indisch oorlogsschip in de verte. Rechts: lokale vissers bieden ons vis aan.

Op de uitkijk
Verder is het dag en nacht uitkijken voor scheepvaart. Sinds Indonesië zijn we wat getraumatiseerd, dus we houden rekening met het ergste. Ook tipten voorgaande zeilers ons om handelswaar voor te bereiden, zoals sigaretten, cola en water, omdat sommige vissers blijven vervelen totdat ze je iets geeft. We kunnen er gelukkig niet over meepraten, maar we zijn nog niet aan de overkant… Alhoewel een visboot onze laatste zorg zal zijn tijdens de volgende oversteek, denken we nu nog.

Inmiddels varen we ten Zuiden van India, vult de wind wat in, bouwen de golven meer op en voor we het weten zitten we weer in een soortgelijke linke soep als vorige week. Maar met twee knopen stroom mee gaan we er dit keer niet over zeuren. En de laatste twee dagen zeilen we over een vlakke zee en zó hoog aan de wind, dat we niet wisten dat maantje het in d´r had, een prachtig ondergaande zon tegemoet. “Waar kunnen we tekenen dat de volgende oversteek net zo zal zijn?” zucht ik tevreden.

´Hoog aan de wind´ of ´scherp aan de wind´: de wind komt bijna pal van voren, dus de zeilen moeten zo ver mogelijk in het midden staan.

Laatste koraal atol
“Ruik je dat?” zegt Niels. We steken onze neuzen in de wind. “Houtvuurtjes!” We zijn er bijna: land in zicht! Of nou ja, we zien nog niets, we ruiken het alleen nog maar. Zo’n koraal atol is ook heel lastig te zien van ver, pas als je er bijna bent zie je de palmbomen naar je wuiven. Het herinnert me weer aan Polynesië, onze favoriete bestemming tot nu toe. Al snel zal blijken dat de Malediven, behalve het koraal en het bizar azuurblauwe water, er verder niets op lijkt. De bewoners hier zijn namelijk zeer orthodox. We mogen niet zelf vissen, geen vuurtje op het strand maken, geen alcohol (in zicht) nuttigen, we moeten lange kleding dragen en zo gaat de lijst met do´s & dont´s nog wel even door. Serieus, we kregen een lijst met gedragsregels voor aan het prikbord.

Gehuld in zwart
Gehuld in lange broeken en shirts lopen we door de grijze straatjes. Enkel een palmboom hier en een bloesemstruik daar doet de primaire kleur breken. De huizen zijn gebouwd van koraalcement, maar het dorp zelf is één grote zandbak. Het heeft wekenlang niet geregend verklaren ze, dus nogal stoffig. Het is een vrijdag benadrukken ze, dus hun rustdag. De mannen hangen in matten of spelen schaak, idem bij voorkeur in horizontale positie. Een vrouw passeert ons ons op straat, van top tot teen gehuld in een zwarte boerka, inclusief sokken en handschoenen. Ze kijkt ons niet aan vanuit haar spiekvenster of hoe je zoiets ook noemt.

Kinderen zijn nergens te bekennen. Geen gespetter in het water, geen kwekkende stemmetjes of racende fietsjes. Kraaiende kraaien in de bomen maken het desolate sfeertje compleet. “Blijkbaar hebben we in Sri Lanka onze laatste tropische vogel al gezien” zeg ik somber. Na het strekken van onze zeebenen en het kopen van wat verswaar in het enige winkeltje op het eiland, gaan we maar weer terug naar ons drijvende dorp. We zwemmen het stof van ons af en doen een drankje aan boord met onze nieuwe zeilvrienden.

Links: Van deze vrolijkere vrouw mochten we lokale nadu nootjes proeven. Rechts: Onderhoud aan de mast. 

Red Sea Squad
Zes zeilboten liggen in de baai van Uligan, bij toeval alle zes met hetzelfde plan. Het is een opluchting, want tot voorheen hebben we nog niemand ontmoet die alsnog door de Rode Zee wilde gaan. Alternatieve plannen om langer in Zuidoost-Azië, te blijven, om toch via Zuid-Afrika te gaan of om de boot via land te transporteren passeerden de revue. Alle opties gaan gepaard met voor- en nadelen, we volgen maar gewoon ons onderbuikgevoel. Tussendoor blijven we online zoveel mogelijk op de hoogte wat betreft de situatie in de Rode Zee. We spraken zelfs de schipper van de eerste boot telefonisch en deden verslag op zeilen.nl.

Geen van de zeilers gaan veel aan wal, we zijn allemaal druk met voorbereidingen. We wrijven het zand uit onze ogen en spugen in onze handen. Helaas hebben we toch nog wat reparaties in de mast te doen, maar bij lange na niet zo veel werk als onze buurboten. We helpen met name de twee solozeilers een handje. We noemen ons niet voor niets de Red Sea Squad. Zowat iedere avond komen we samen, beurtelings op elkaars boten: Vixen (Duits, solo), Asterie (Argentijns, solo), Rambler (Nederlands, duo), Waruna (Pools, duo) en E2 (Italiaans, duo). Het is een gezellige internationale boel bij elkaar en we voelen ons instant met elkaar verbonden. Iedereen heeft dezelfde vragen, net als toen we vier jaar geleden vertrokken. En net als toen, zullen we de antwoorden pas aan de overkant vinden.

Knikkende knieën
“Of we er klaar voor zijn?” vraagt het thuisfront. Ja en nee. “Of we dan in ieder geval uitgerust zijn?” Ja… Ik negeer daarbij even mijn ontstoken ogen, koortsneus, verbrande lippen, opgezette klieren en knikkende knieën. Met ongeveer 18 dagen wordt dit de laatste lange oversteek, en zeker niet de minste.

Share: