“TOEoeoeoet…”, klinkt het ver buiten de haven. Vrijdag om 05.30 steekt Niels zijn slaperige hoofd naar buiten. “Zie je wel, het zijn misthoorns die ik steeds hoor!” Daar gaat onze perfecte weervenster om naar Spanje over te steken. De laptop wordt weer aangezwengeld om een vers weerkaartje binnen te halen. Mist wordt niet vermeld in dit soort voorspellingen. De wind is het belangrijkst en dat ziet er nog steeds goed uit voor de komende vijf dagen. Bovendien kunnen we de schepen op ons ais-scherm zien. Gemakshalve vergeten we dat vissersboten niet altijd hun positie uitzenden. Maar we zijn het ‘dreadfull weather’ in Engeland beu; we willen naar de Spaanse sol. En wel nu. Vamos!

Het vaarplan
De Golf van Biskaje is voor ons een serieuze next level. Het is namelijk een berucht stuk water die je niet met te harde wind wilt trotseren. Dat gegeven gepaard met vier tot vijf dagen reizen maakt het extra spannend. Want als we na een etmaal eenmaal voorbij Brest zijn, is er geen uitvlucht meer. We moeten dan wel door, met wat voor mogelijke weersverandering of ander ongemak er later op ons staat te wachten. Ze voorspellen Noordoostelijke – en Noordwestelijke winden met een snelheid van 15 – 25 knopen, waarbij na dag vier de wind flink kan aantrekken. Ons doel is een gemiddelde snelheid van 5 knopen (ruim 9 km/uur), dan lopen we 5 mijl per uur. De afstand van Falmouth – La Coruña is 430 mijl (692 km), dus met deze berekening zouden we het binnen vier dagen kunnen halen. Na een week lang dubben, rekenen, wikken en wegen, beslissen we deze kans niet aan ons voorbij te laten gaan. Engeland is duur, nat en we missen nog een beetje het cruisergevoel. We hopen dat dit vanaf Spanje meer gaat komen.

De voorbereiding
Diesel tanken, water tanken, boodschappen doen, een paar maaltijden bereiden, veiligheidsmiddelen checken, binnen en buiten alles zeevast zetten… Toen we eindelijk aan het drijvende tankstation lagen om alles tot de max af te vullen viel de krachtstroom uit. Nu hadden we voor slechts drie dagen diesel. Nou ach, het is een zeilboot toch? Vier dagen op zee betekent ook vier dagen offline zijn. Anno 2020 is dat bijna ondenkbaar. Als straatjunkies stonden we gisteravond nog vlak voordat we te kooi gingen op de hoek wifi te scoren: snel een paar podcasts downloaden en het thuisfront berichten dat we de komende dagen ‘van de radar’ zijn. Alleen voor schepen binnen dertig mijl zijn we zichtbaar. De iPhone wordt ingeruild voor de marifoon.

Wachtsysteem, de theorie
Op een eerdere blog appte een nichtje: “Als ik de verhalen lees, klinkt het als hard werken en of jullie elkaar ook wel mislopen op de boot. Zeilen jullie overdag wel samen? En is het zo dat je ’s nachts niet zeilt maar op de motor vaart?”. Heerlijke reactie, want het is inderdaad best bizar dat we elkaar op slechts 11 x 3,5 meter mislopen. Vanwege deze vraag hierbij een meer gedetailleerde uitleg hoe we het reilen en zeilen tijdens een meerdaagse tocht:

Als we kunnen zeilen, zeilen we. Ook ’s nachts. En als het noodzakelijk is, varen we op de motor. Bijvoorbeeld bij windstilte, om voor een schip uit te wijken of bij het manoeuvreren in een haven. Overdag zijn we samen buiten in de kuip, lunchen, kletsen of lezen; afhankelijk van het weer en onze gemoedtoestand. Ons wachtsysteem loopt van 18.00 – 09.00, waarin ieder drie uur de een de wacht loopt (of zit eigenlijk) en de ander te kooi gaat (oftewel op de bank in het slingerbedje slaapt). Mocht het nodig zijn om op dek te gaan, dan moet degene zich aanlijnen en de ander moet in de kuip aanwezig zijn. Dus als er ’s nachts iets op dek moet gebeuren, dan moet de ander uit bed komen. Dit zijn harde afspraken. Safety first! Wachtlopen houdt in: navigeren, schepen registeren, bijsturen wanneer nodig, zeilen trimmen (strakker of losser zetten) en onjuistheden signaleren. Kortom, een oogje in het zeil houden. In het logboek noteren we ieder drie uur de positie, de windkracht en -snelheid, de bootsnelheid, motoruren, etc. Daarnaast houden we nog een notitieboekje bij voor bijzonderheden, bijvoorbeeld de zeilvoering, schepen waar we op moeten letten, weersverwachting, etc. Oké, heel eerlijk, ook de dolfijnen komen in dit boekje te staan!

Filmpje dolfijn, klik op deze link: Dolfijn in de mist springt richting Black Moon

Wachtsysteem, de praktijk
Dag 1
Op de dag van vertrek staat er zoals verspeld nauwelijks wind; voornamelijk motoren en mijlen maken dus. Tijdens het uitvaren meldt Niels ons via de marifoon af bij Falmouth Coastguard en geeft ons vaarplan door. Ik post nog een berichtje op social media. “Zo, die kan ik de komende dagen opbergen”. Nog geen minuut later worden we overvallen door ontelbare dolfijnen. Dit keer worden meerdere camera’s ingezet. Ze komen werkelijk van alle kanten aan stuiteren en Black Moon is het middelpunt van belangstelling. Ik zit op de boeg te genieten van het spektakel en fantaseer dat ze speciaal naar ons toegekomen zijn om een goede reis te wensen. Even later verdwijnen ze in de mist. “TOEoeoeoet…”, klinkt het gevaarlijk dichtbij. “Waar dan?”, vraag ik om me heen kijkend. Het schip is gelukkig op het schermpje te zien en Niels roept ‘m op. De schipper verlegt zijn koers en toetert verder achter ons door. Even later doemt er ineens een zeilboot op. “Ai, dat scheelde niet veel”, roep ik naar binnen. Franse zeilers nemen het niet zo nauw; iets met Franse slag? Ik nestel me op de achterkajuit, zodat ik 360 graden om me heen kan kijken. Nou ja, tot een kleine 50 meter misschien. Na twaalf uur kunnen we eindelijk zeil zetten; nét voordat we met ons wachtsysteem starten. Een opluchting, vanwege het dieseltekort…

Dag 2
De boot rolt continue van links naar rechts – als een dronken eend – maar met een gemiddelde van 4,5 knoop (7,4 km/uur) komen we prima vooruit voor nu. Wel steken bij ons allebei nekklachten de kop op. Je beweegt continue met de deining mee, terwijl je hoofd waterpas probeert te blijven om niet zeeziek te worden. Het gaat vanzelf. Ik voel me net zo’n nodding dog dat op het dashboard van de auto continue ja-knikt of nee-schudt. Zodra ik mijn lijf in het slingerbedje gefixeerd heb, merk ik dat mijn hoofd mee blijft wiegen. Maar met mijn lange nek ontspruit deze nodding dog in een soort van ik-weet-het-niet-meer-rotatie. Gekmakend. Met 15 – 21 knopen NNO-wind (pal achter ons dus) hebben we de genua uitgeboomd staan. Het grootzeil hebben we een keer gehesen; met een rif erin (=om het zeil te verkleinen) en met een bulletalie (=een lijn van giek naar dek) om een klapgijp (=als de giek van de ene kant naar de andere schiet) te voorkomen. Maar met het grootzeil erbij was het onrustiger zeilen, dus die kon weer naar beneden. Grotendeels hebben we twee voorzeilen staan; de genua (=groot voorzeil) aan bakboord en de kleine stagfok aan stuurboord. Beide uitgeboomd om ze door het rollen van de zee aan de juiste zijde te houden. Zo is Black Moon meer in evenwicht. Dan nog kraakt en kreunt alles binnen. We proppen de minikastjes vol met bollen sokken en theedoeken om het geschuif van potten en kopjes te beperken.

Dag 3
Dag drie is soort van blur. We leven niet meer in dagen, maar in uren. Buiten het wachtsysteem om gaan we nu ook overdag om de beurt te kooi; om onze lijven en gedachtes extra rust te gunnen. Trek in koffie en thee is er niet meer, maar goed ook, want kokend water in een schommelschip uitschenken is levensgevaarlijk. Plassen en omkleden ook overigens. Zodra je je broek op wilt hijsen – waar meestal twee handen voor nodig zijn – komt nét dat klotsgolfje voorbij en vlieg je van voor naar achteren. Binnen die paar meter loop je heel wat blauwe plekken op. Slapen lukt me even niet, de podcast heb ik bijna uit en lezen begint te vervelen. Ik maak een start met dit blog. Typend aan mijn rollend bureautje hoor ik ineens bliepende ratels. Dit is niet binnen, ik hoor het door de scheepswand heen vanuit buiten… “Dolfijnen!”, roep ik richting de kuip. Niels antwoord richting de kajuit: “Ja, twee hele grote!” Dan wordt het donker en begint mijn wachtje weer. Dit is overigens de eerste en enige etmaal dat we geen enkel schip tegenkomen. Een schip op je scherm is een soort van computerspelletje. Het biedt afleiding, waardoor de uurtjes voorbijvliegen. Zonder schepen, maan of sterren is het maar een saaie bedoeling. Met een boek op de e-reader en een podcast op je telefoon weet ik deze nacht alsnog wakker te blijven.

Houd rood op rood, groen op groen. Altijd veilig, niets te doen.

Dag 4
Dan lijkt het erop dat we op dag vier zullen arriveren. Wel midden in de nacht, dus haast heeft dan geen nut meer. Het liefst loop je een onbekende haven bij daglicht binnen. We sukkelen de laatste mijlen voor het lapje door. Ineens krioelt het van de schepen – ook die niet op het ais te zien zijn. We zetten de motor aan, halen de boom weg, rollen de genua in, zetten het tricolor toplicht (status zeilboot) om in in boeg-, hek- en stoomlichten (status motorboot) en krullen om de vissersboten heen die continue van koers wijzigen. Ze doen ’t erom, zo lijkt het. Dit kost veel extra tijd, maar veiligheid voor alles. We houden rood op rood en groen op groen. Om 06.15 lopen we de haven van La Coruña binnen. We hebben er dus 95,5 uur op gedaan; nét binnen 4 dagen!

Slaapmutsje
We kiezen een willekeurige box in de eerste de beste haven, leggen het schip vast, berichten het thuisfront dat we veilig aangekomen zijn en slapen een gat in de dag. De middag wordt gevuld met schoon schip maken, want werkelijk waar alles is gepekeld. Na de boot is de was aan de beurt en tot slot wijzelf. Tussendoor zien we diverse nationaliteiten vlaggen om ons heen wapperen: Nederlanders, Zweden, Duitsers, Fransozen. Eén van de Nederlanders kennen we via Instagram, dus dezelfde avond zitten we bij hen aan boord voor een borrel en sterke verhalen. We nemen nog een slaapmutsje op het voordek met uitzicht op de stad en een oud fort. “Wat een fantastisch schip is het toch hè”, concludeert Niels. Ons vertrouwen in haar was al groot, maar nu heeft ze zichzelf echt bewezen. We zijn trots op deze stoere dame, op elkaar en op ons zelf.

 

Share: