“Hard bakboord!” roept Niels vanaf de boeg. Als een malle gooi ik het roer om. Een tiental seconden later zie ik hoe we rakelings langs een aantal takken varen. Takken die toebehoren aan een enorm dwarsliggende boomstam. Dat scheelde niet veel. We gaan slechts drie knopen met de stroom mee en halen daarmee alsnog allerlei drifthout in. Iets raken zorgt voor een nare beschadiging tot wellicht een gat in de romp. De Noordkaap van Papoea, deels Papoea-Nieuw-Guinea deels Indonesië, staat er bekend om. Het is dan ook ’s werelds grootste tropische eiland. Na een paar uur stapt Niels verbaasd terug in de kuip. “We staken zojuist een kolkende lijn over”. Ik kijk op de instrumenten. “Ha, we zijn uit de stroming”. Hopelijk zijn we daarmee ook uit de doolhof aan drifthout ontsnapt. Nog een laatste nacht wachtjes lopen, dan zetten we voet op Indonesisch grond.

Nieuw decor
“Allahoe akbar” galmt er uit de speakers. Het is drie uur ‘s nachts. We zijn luid en duidelijk in een nieuw werelddeel. De salat gaat voor mijn gevoel nog uren door, toch word ik redelijk uitgeslapen wakker. Met een koffie op dek bekijken we ons nieuw decor. We liggen pal voor een kommetje waar dag en nacht visbootjes in- en uitgaan. Met links ervan een restaurant, die vanaf zonsondergang wordt omgetoverd tot karaoke bar. En rechts de moskee, die de karaoke midden in de nacht vrijwel naadloos opvolgt. Ondanks de hoge luchtvochtigheid gaan we in lange kleding aan wal om ons in te klaren.

“Mister, mister, money, money!” roept het ene na het andere jochie op straat. Zowel Niels als ik worden aangesproken als mister, want dat vinden ze een netter woord dan toerist. Merendeel van de meisjes loopt in een jurk en met een hoofddoekje rond. Ze lachen allemaal vriendelijk. Jong en oud wil spontaan met ons op de foto. Biak is geen toeristische bestemming, dus we vallen als blanke zeilers nogal op. Als we zeggen dat we uit Belanda komen, worden we nog populairder. Degene die wat Engels spreken, vertellen dan dat ze familie in Nederland hebben en daar moet dan een selfie met ons naar toegestuurd worden.

Bij de ATM komen we een jongetje in een oranje T-shirt tegen met “Nederland” erop gedrukt. We wijzen naar de tekst en dan naar onszelf om het te verduidelijken. Hij blijft ons niet begrijpend aankijken en vraagt in waarschijnlijk zijn enige Engels: “Money?” Met een uitpuilende portemonnee lopen we ongemakkelijk verder. We hebben zojuist miljoenen gepind en toch hebben we omgerekend maar een paar honderd euro op zak. Sommige briefjes zitten zelfs per tien aan elkaar geniet. Drie avonden op een rij proberen we alle soorten goreng op de menukaart voor zo´n 30.000 Rupiah. Zo lekker en goedkoop. Vanuit het restaurantje op de kade hebben we mooi uitzicht op Black Moon. We voelen ons trots. En bevoorrecht.

Met de bijboot in de sloppenwijk om kannetjes diesel te halen, iedereen kwam kijken en wilden natuurlijk een selfie met ons

Toegangspoort
Biak is het eerste Indonesisch eiland in West Papoea en is een van de officiële toegangspoorten voor boten. Vooraf hebben we veel narigheid gelezen over corruptie. Zo vertelden ook onze Zuid-Afrikaanse vrienden, die via Australië aan de zuidkant binnen zijn gekomen, dat de autoriteiten geld, chocola, bier en sigaretten onofficieel afhandig maakten. En na onze laatste ervaring in Solomon waren we op het ergste voorbereid. We konden er niet verder naast zitten. Tijdens het bewandelen van de doolhof aan kantoren, verspreid door heel Biak, belandden we van de ene verrassing in de andere.

Het immigratiekantoor is redelijk snel gevonden. Na onbeperkt gratis ijsjes, koffie en WiFi zijn onze paspoorten gestempeld. “En kom morgen gerust terug voor nog meer ijsjes” roepen ze na. Op naar het volgende loket: Customs. De autoritaire man vindt het wel gezellig en neemt zijn tijd. Terwijl hij de zoveelste sigaret opsteekt, videobelt hij nog even met zijn kleinzoon. Of wij Hollanders ook even gedag willen zeggen. Na twee uur duimen draaien lijkt het erop dat zijn goedkeuring wordt bezegeld met een stempel, totdat hij vraagt: “Zijn jullie eigenlijk al bij Customs geweest?” Op zijn uniform staat Coast Guard en dat is alleen voor groot vrachtverkeer. Dus…

Het Customs kantoor ernaast heeft onze digitale formulieren al netjes gereed, waardoor we voor de állereerste keer deze reis niet alles opnieuw in hoeven te vullen. Daarna krijgen we spontaan een lift terug naar de ankerbaai, inclusief een tussenstop om een nieuwe startaccu te kopen. We lopen terug de stad in voor de Bio. Na een uur zoeken blijken we in het verkeerde Ziekenhuis te zitten. “Geen probleem, we geven jullie wel een lift”. En voordat we het weten worden we per Ambulance naar het juiste adres vervoerd om het papierwerk te regelen. De inspectie aan boord bestaat vooral uit wat selfies hier en daar. De dames vinden het leuk op de boot, maar ook erg heet geven ze toe. Op de visa en permits voor Raja Ampat na hebben we niets hoeven te betalen. Met een bootlading aan diesel, speculaasjes en hagelslag zetten we koers op Wayag.

Helaas geen zelfonderhoudende accu hier, dus vullen met accuzuur. De poster boven de deur is deels Indonesisch, deels Nederlands.

Over de grens
In drie dagdelen motorzeilen we zo’n 150 mijl Noordwaarts. De Wayag eilanden in Raja Ampat liggen niet helemaal op de route en zelfs nét over de evenaar. Sinds 1 jaar en 9 maanden zijn we dus heel even terug op het Noordelijk halfrond. Met een pak speculaasjes erbij voelen we ons nog meer thuis. Later dit jaar, wanneer we richting Maleisië en/of Thailand gaan, laten we het Zuidelijk halfrond definitief achter ons. Maar eerst hebben we twee maanden Indonesië tegoed, met Raja Ampat wellicht meteen als hoogtepunt. Dit beschermd natuurgebied is écht een once-in-a-life-time bestemming. Voor ons althans. Hier komt werkelijk bijna niemand, ook niet vanuit de overbevolkte Indonesië. En dat vinden wij stiekem helemaal niet erg!

Eivormige vulkanische rotsformatie waar Raja Ampat om bekend staat

Ronddolen
Een week lang liggen we voor anker in een betoverde doolhof. Zonder ons huis dagelijks te hoeven verhuizen, zonder squalls die ons onveilig doen voelen, zonder bewoners die aankloppen, zonder karaoke of salat die ons ‘s nachts wekken, zonder winkels die ons verleiden, zonder online berichten die ons afleiden. We dolen rond tussen de legendarische rotsformaties met leguanen en in mysterieuze grotten vol vleermuizen. We beklimmen een top of twee en duiken in water zo helder als wodka. Elke avond maken we een vuur op ons eigen strandje, totdat het volle maan is en het springtij onze sporen wist.

Avonden achtereen bakken we “stokbrood”, deeg rond een stokje

Share: