We verlaten Newhaven in de vroege ochtend om de etappe naar Isle of Wight te vervolgen: het deel van de Zuid-Engelse kust waar we vorig jaar zo graag heen wilden, maar die we nét niet wisten te bereiken wegens tijdgebrek. Of beter gezegd, we hadden niet het juiste weervenster binnen onze drie weken vakantie. Dit keer zijn we er al binnen drie dagen! We zeilen de Solent op en de keuze aan havens is reuze. De eerste poging is meteen raak: de Haslar Marina in Portsmouth, een chique haven en beroemde plek voor zeezeilers. Met open mond varen we langs een rits aan schepen van de Clipper around the world race, welke dit jaar halverwege de race afgebroken is. Portsmouth vertelt ook een rijke geschiedenis; te merken aan de gepensioneerde verdedigingswerken, een oud lichtschip als clubhuis, de Lord Nelson’s HMS Victory en een onderzeeboot als museum. Helaas kunnen we nog niet de toerist uithangen, want bij aankomst blijkt de staat van onze eigen boot belangrijker. Er is een belangrijk onderdeel kapot en dat moet gefikst. En later die week worden we zelfs tot twee keer toe geramd!

“Godver…”, hoor ik vanuit de kombuis. De voetpomp van de keukenkraan is wéér afgebroken. Na inspectie blijkt het ook precies hetzelfde manco te zijn als vorig jaar. De bovenste aanhechting van de pomp, waarmee het zich aan de binnenzijde van het keukenkastje positioneert, is afgebroken. Vorig jaar hebben we alle waterslangen preventief vervangen, inclusief het pompje. Zo is de hele aan- en afvoer van onze belangrijkste voorziening aan boord weer fris. Het oude pompje hadden we in de nieuwe doos gedaan en ver onderin het schip verstopt als reserve. Mocht het ooit nodig zijn… Drie uur later is het schip van voor tot achter overhoop gehaald om niet alleen het reservepompje op te vissen, maar ook de accuschroefmachine, houten latjes, een emmer, een stuk slang, etc. Uiteindelijk hebben we van twee kapotte voetpompen één functionerende weten te maken!

Chichester Channel
De dure haven doet ons besluiten om een ankerplek of een mooring te zoeken. Via Instagram krijgen we de tip om naar het Chichester Channel te gaan. We varen met hoogwater een paar mijl tegen de stroming terug van weggeweest. Voorbij de ingang van het kanaaltje wordt Black Moon met maar liefst negen knopen over de grond naar binnen gestuwd. We varen eigenlijk zes knopen over het water, dus krijgen drie knopen snelheid cadeau. Met deze enorme getijden zijn we het erover eens dat ankeren niet zo’n goed idee is. We motorzeilen het kanaal door, doorkruisen een wedstrijdveldje, razen langs een natuurgebied… Het lijkt de Grevelingen wel, maar dit keer zijn we nog altijd op zee. Bij Itchenor zien we een vrije mooring met hoofdletter V, oftewel Visitors. Voor het eerst pikken we zo’n meerboei op te midden van tientallen buurboten, ieder op anderhalve scheepslengtes afstand. Samen met de harde stroming is dat nog niet zo makkelijk. Met de nodige inspanningen ligt Black Moon dan eindelijk geketend. We pompen de dinghy op en stoffen de nieuwe buitenboordmotor af om aan wal te geraken.

 

Bergschoenen en mondkapjes
Vanaf de mooring maken we gedurende de week dagtochtjes met de dinghy om de Chichester Channel en haar landerijen te verkennen. Itchenor is een schattig dorpje omringd door een natuurgebied met aan de ene zijde water (duh!) en aan de andere zijde bos. Bergschoenen aan, rugzak op, lunch mee en wandelen maar. De eerste hike eindigt in het dorpje, zonder winkels. We lopen langs de ene cottage na de ander met vrolijk gekleurde kozijnen, verzorgde bloemen en uitgestalde tuinkraampjes. Kraampjes met eieren, bramen en … mondkapjes. Ondanks er geen supermarkt of bakkerij te bekennen is, heeft het laatste tuinkraampje in de categorie non-food de meeste klandizie. “Hoe bizar is dit”, zegt Niels terwijl we het innovatieve kraampje passeren. Een gezin van vijf probeert diverse mondkapjes uit en lachen vanachter de lapjes stof naar elkaar. Hoofdschuddend lopen we richting het havenkantoortje om een extra nacht bij te boeken. Anders dan de dag daarvoor wordt me de deur gewezen wegens het ontbreken van een, jawel, mondkapje. Gelukkig hoef ik niet terug naar het kraampje, want onze rugzak is voorzien van twee exemplaren uit de Zweedse thuisatelier. Verder merken we weinig van de maatregelen hier in Engeland. De drie havens die in ons logboek staan weten niet wat onze thuishaven is, uit welk land we komen, waar we nu vandaan zijn gekomen (het had zomaar Frankrijk of Spanje kunnen zijn, bijvoorbeeld). Er wordt alleen gevraagd naar de naam van het schip, de lengte ervan en hoe lang we wensen te blijven.

Dinghy ride
De andere dinghytochtjes vragen iets meer brandstof. Niet alleen omdat we ons territorium uitbreiden, maar ook doordat wind tegen tij het extra avontuurlijk maakt. Als een op hol geslagen Chetland pony stuiteren we over het kanaal. De lijnen van de dinghy houd ik als twee teugels vast om niet van mijn zadel geworpen te worden. Niels heeft de gashendel beet dat als zweepje dient om de snelheid wat op te voeren. Stuiterend slalommen we tussen de schepen door die (gelukkig) verlaten aan hun privé-mooring liggen te snukken. Eigenlijk moeten we balen van al het zoute water dat over onze kleding en rugzak klotst, maar in plaats daarvan lachen we harder dan we in tijden hebben gedaan. Een uurtje later stappen we kletsnat aan boord en trakteren we onszelf op een zoete kuipdouche. En een handwasje …

De ongewenste souvenir
De volgende dag staat het huilen nader dan het lachen. De hele week blijft het Zuid-West waaien; de foute wind voor onze volgende bestemming: Falmouth. Volgens de planner is het een zeiltocht van 175 mijl als we gemiddeld vijf knopen per uur varen – nog iets langer dan de oversteek van vorige week – dus we hebben een gunstig weervenster nodig en blijven langer aan de mooring dan vooraf bedacht. Daarbij ervaren we een nieuwe dimensie van wonen op de boot. De stroming is één, maar met windvlagen van ca 25 knopen in tegengestelde richting, maakt het draaien rondom de mooring soms een vermoeiende bedoeling. Soms wint de wind, dan weer het tij. En dan is er ook nog een factor – andere schepen – die tegen ons aanvaren. Eerst een Beneteau met drie jonge Fransozen en een lijn in de schroef. Ze gooiden nog een anker uit om een botsing te voorkomen, maar tevergeefs. De volgende ochtend bij daglicht zagen we zo op het oog geen schade… De tweede ram ontstond door twee kinderen in een Mirror; een twintigtal bootjes rukten uit voor een wedstrijdje verder op, maar daarvoor moesten ze wel eerst slalommend om alle jachten heen. “Tjoenk!”, klonk er vanaf het boegstag. We snellen naar buiten en daar lag het bootje met haar giekje en zeiltje tegen onze verse lak gedrukt. Het bootje is van voor tot achter langs de romp geschaafd, bleef nog even met het stagje achter ons nieuwe zonnepaneel steken, schoot vervolgens weg, en bleef weg… Of we een zeilnummer hadden gezien, vroeg de begeleiding. Nee. We waren te druk met schadebeperking in plaats van verzekeringswerk. Na wat poetswerk blijkt de op het oog grote kras erg mee te vallen. De dag erop vertrekken we; dan maar met ongewenste wind en – souvenir op de boeg.

Volgende flessenpost
Hopelijk spoelt de volgende flessenpost aan vanuit Falmouth: dé stop voor de grote oversteek naar Spanje! Je kunt onze route en tussenstops volgen via Polarsteps.

Share: