Flessenpost

Hier vind je een overzicht van onze blogs. Klik op een foto of op een titel om de flessenpost te openen.
Laat je ook even een reactie achter? Dit kan onderaan. Veel leesplezier!

De poort der tranen

“Een drone, ik zie een drone!” gil ik. Het is dag drie op de Rode Zee, waar Houthi´s vrachtschepen aanvallen met drones ter grootte van een sportvliegtuig. Terwijl ik net poedeltje naakt op dek sta te douchen verlegt het toestel zijn koers richting Black Moon. “Hij komt recht op ons af!” Ik duik ineen. Niels lacht. “Nee, het is te groot voor zo´n drone”. Zo´n 50 meter boven onze mast kantelt hij zijn vleugels en dan zien we het pas goed: het is een straaljager! Nadat hij ons geïnspecteerd heeft, accelereert hij op en laat ons in een dreunende atmosfeer achter. Met trillende handen schiet ik snel wat aan. Want er volgt er nog een, en nog een, en nog een. De straaljagers vliegen in formatie hun ronde tussen Eritrea en Jemen, waar het hoge risicogebied begint, aan de grens van Bab-el-Mandeb, ook wel ´De Poort der tranen´ genoemd. 

8 comments

Shooting stars

“Black Moon, do you copy?” kraakt een Indisch accent over de radio. Het schip voor ons blijkt een oorlogsbodem te zijn. We naderen de Golf van Aden die de Hoorn van Afrika van het Midden-Oosten scheidt. Precies daar tussenin ligt de corridor waar we vijf dagen lang doorheen zeilen. We antwoorden wie we zijn en dat we vanuit de Malediven naar Djibouti varen. Onbesproken escorteert het fregat ons een paar mijl, tot de avond valt en ze ons alleen de duisternis in laten varen. Of we ons realiseren dat we een hoog risicogebied betreden, vraagt hij tot slot nog. Dat zijn we, denken we, bevestigen we. Maar het gekke is, nu we eenmaal de corridor invaren, voelen we ons juist veiliger dan de dagen daarvoor. We hebben namelijk van alles meegemaakt. Van bedelende vissers tot een visvloot die ons in de val probeerde te lokken. En ook nabije Somalische piraten in onzichtbare skiffs. Onze vloot van vier is een paar keer door het oog van de naald gekropen, tot een aanvaring met bijna ontmasting aan toe.

14 comments

De laatste keer

De fase van “de laatste keer” is aangebroken. Nu we onder de traan van Sri Lanka zeilen, verlaten we de Indische Oceaan en daarmee de laatste oceaan voordat we terug in Europa zijn. Hoewel deze oversteek anders verliep dan gehoopt, hebben we het toch maar weer geflikt samen. Roze tropische vogels met lange pluimstaarten vliegen ons tegemoet, passerende vissers houden hun vangst omhoog met een gebaar of we er eentje willen, grote toeristenboten varen de baai uit om walvissen te spotten. Wij varen diezelfde baai in om een noodstop te maken. Even uitrusten, dingen repareren en een beter weervenster afwachten voordat we verder gaan. Verder naar onze laatste koraalatol: de Malediven. Onze laatste stop voordat we doorgaan richting de Rode – en Middellandse Zee.

4 comments

Linke soep

“Heel houden” verbijt Niels in zichzelf. Buiten giert het. We zitten binnen op de bank, beide gepekeld, alles plakt. De kuip is al dagen onleefbaar. “Meer dan ooit moeten we het schip vanaf nu heel houden” verduidelijkt hij. Het tuig, de motor, de zeilen, wij zelf – we krijgen er flink van langs. Voor ons geen passaatwindje met een lichtweerzeil op de Indische Oceaan, maar golven van zo’n vier meter hoog en de zeilen zo klein mogelijk. Al vijf dagen surfen we over denkbeeldige daken. Vliegende vissen zweven tientallen meters tussen de golven door. Soms landt er eentje op dek. Angstvallig zie ik hoe het kontje van Black Moon keer op keer maar nét over die ene hoge nok gelift wordt. Af en toe zit er een freak wave tussen, die breekt dan tegen de romp en walst zonder pardon aan boord. Het spoelt de lijnen van de kuipbanken zo de wastobbe in. De indringer maakt ons gefrustreerd en maantje overstuur. Bij iedere val lopen we namelijk uit koers. Het voorzeil, dat net is gerepareerd, valt dan in om vervolgens met een zwiep terug te slaan. KEBENG! We voelen het binnen schudden. Onze hoofden schudden mee. “Linke soep.”

Geblunder op zee

“Wat denken jullie van een Thais biertje medio januari?” appen onze zeilvrienden vanuit Nederland. Sinds ruim twee jaar tijd krijgen we bezoek. En nu we eindelijk in rustiger vaarwater verkeren, maken we er maar meteen een zeilweek van. Thailand biedt een goede mix aan fijne ankerplekken, goede faciliteiten en alles is stukken goedkoper. We plannen een week om ons op het bezoek voor te bereiden, een week om met onze vrienden vakantie te vieren en vervolgens nog een week om ons voor te bereiden op de Indische Oceaan en Rode Zee. Voorlopig blijven we bij ons plan om via de Malediven naar Djibouti te gaan en dan via de Rode Zee naar de Middellandse Zee. De eerste boten zijn er zonder problemen doorheen. Dat geeft moed, maar het blijft spannend. Het bezoek en de bootklusjes zorgen voor de nodige afleiding. En er wordt ook het nodige geblunderd. 

Mijl voor mijl

“Geef mij maar een oceaan…” Even weer alleen op de wereld, waar het bakken van een brood en het vangen van een vis de belangrijkste taken van de dag zijn. Gewoon weer even meebewegen op het ritme van de oceaan. Waar het water niet wringt en de tijd niet dringt. Tussen Indonesië en de Indische Oceaan liggen nog heel wat mijlen. Dat duurt dus nog even, en ook weer niet, want we zijn de hekkensluiters van het seizoen. “Ik kijk er echt tegenop” mijmer ik en houd onbewust mijn hart vast. Niels probeert me gerust te stellen: “Laten we het gewoon mijl voor mijl bekijken. En met een beetje mazzel vieren we je verjaardag op dit mooie eilandje, kijk.” Niels toont me wat plaatjes die regelrecht uit een brochure lijken te komen. Belitung, nog nooit van gehoord. Ons laatste Indonesisch eiland. Wederom zeven dagen varen: 800 mijl.

Zeilersdementie

“Ik heb het zwaar” fluister ik in het donker. “Mhh, ik zit hier ook te knikkebollen” verzucht Niels. “Ja hee, één van ons moet wakker blijven!” We spreken af dat we na iedere tack om de beurt onze ogen kunnen sluiten. Klam en vermoeid zitten we tegenover elkaar in een zoute kuip. “Klaar om te wenden?” hoor ik Niels plots zeggen. Ik word ver uit mijn droom terug de realiteit ingezogen. De tien minuten leken wel tien seconden. Werktuigelijk sla ik de schoot rond de andere lier en wacht tot het voorzeil begint te klapperen. In zes lange halen probeer ik steeds zo snel mogelijk de schoot binnen te sleuren, zodat ik de lierhendel zo min mogelijk hoef te gebruiken en we sneller klaar zijn voor de volgende powernap. Het lijkt even alsof we weer aan een zomeravond competitie op de Maas deelnemen. Alleen kruisen we nu de hele nacht door. Zonder slaap, zonder maaltijd, zonder wedstrijdbeker. Puur op adrenaline en overlevingsdrang. Net wanneer Niels aan zijn hazenslaapje kan beginnen doemt de ene visboot na de ander op. Bij zonsopkomst zien we pas goed waarin we verzeild zijn geraakt: honderden spiderboats hebben hun netten uitgegooid…

Hindernisbaan

Vanuit de kuip staren we naar de heldere sterrenhemel boven ons. Daartussenin wiegt het toplichtje van Black Moon. Haar buikje glijdt over een vlakke zee vol sterrenstof en zeevonk. Met een zaklamp schijnen we over de reling in het water. Zodra de lamp uitgaat lichten honderden kwallen op. Aan, uit, aan, uit. Ik krijg er geen genoeg van. Een foto ervan maken is zinloos. Het zijn museummomenten die aan onze privécollectie worden toegevoegd. Tegen het einde van mijn wachtje zet ik de motor bij en maak ontbijt. Bij gebrek aan wind motorzeilen we al drie dagen, waarbij we ´s nachts niet veel meer doen dan driften. Niels komt langzaam uit bed en nestelt zich met een kop koffie bij me. “Fijn hè, weer op zee” zeg ik. We hebben nog geen twee slokken op als de motor ineens begint te protesteren. Het toerental valt volledig weg en dan is het ineens stil.  

De pisang

“Jullie hebben een heel groot probleem,” zegt de Indonesische havenmeester in Ambon. Nou ja zeg, hij grijnst er gewoon bij denk ik in mezelf. Concentratie Greetje, in oplossingen blijven denken. Ik probeer het nogmaals. “Maar andere cruisers die bij aankomst ook zo´n “Port Clearance” zijn vergeten, hebben het alsnog in de volgende stad gekregen.” Ik toon hem een bericht als zijnde bewijs. Het slotpleidooi. Hij belt nogmaals met de desbetreffende havenmeester in Biak. “Dat kunnen we niet doen. Jullie moet echt terug naar Biak.” We protesteren dat het te ver is om binnen onze visatijd op en neer te varen. “Dan is er nog een alternatieve optie,” vervolgt hij en leunt ontspannen achterover in zijn leren bank. “Indonesië verlaten…” 

De betoverde doolhof

“Hard bakboord!” roept Niels vanaf de boeg. Als een malle gooi ik het roer om. Een tiental seconden later zie ik hoe we rakelings langs een aantal takken varen. Takken die toebehoren aan een enorm dwarsliggende boomstam. Dat scheelde niet veel. We gaan slechts drie knopen met de stroom mee en halen daarmee alsnog allerlei drifthout in. Iets raken zorgt voor een nare beschadiging tot wellicht een gat in de romp. De Noordkaap van Papoea, deels Papoea-Nieuw-Guinea deels Indonesië, staat er bekend om. Het is dan ook ’s werelds grootste tropische eiland. Na een paar uur stapt Niels verbaasd terug in de kuip. “We staken zojuist een kolkende lijn over”. Ik kijk op de instrumenten. “Ha, we zijn uit de stroming”. Hopelijk zijn we daarmee ook uit de doolhof aan drifthout ontsnapt. Nog een laatste nacht wachtjes lopen, dan zetten we voet op Indonesisch grond.

Verstoppertje

“KAKAA!” klinkt het vanuit de bosjes. “Was dat een vogel of een lokroep?” fluister ik. Geritsel om ons heen. “Waar dan?” Met slechts een paar knopen snelheid draaien we een rondje in de uithoek van de mangrove, een potentiële ankerplek voor de nacht. We hebben de vijf dagen op zee amper geslapen, terwijl we al oververmoeid uit Solomon vertrokken. Met deze “sneaky stop” hopen we onszelf een nachtje op te kunnen laden. Langzaam tuffen we tussen de buitenste eilandjes van Kavieng in Papoea-Nieuw-Guinea door. Dit keer hebben we besloten om ons helemaal niet in te klaren. Daarvoor moet je namelijk naar vast land of een van de hoofdeilanden en dat vonden we te risicovol. Om ons heen zien we platen tussen wilde begroeiing, waarschijnlijk daken van woningen. Van zo’n vijftig meter afstand proberen we met de verrekijker door de bladeren te turen en zien steeds meer silhouetten… 

Bedelnootjes

“Moeten we dat nieuwe zeil niet wegnemen?” vraag ik terwijl ik de slaap uit mijn ogen wrijf. Een front trekt in de verte voorbij en geeft nog net een extra puf wind waardoor het zeil terug bak slaat, en jawel, uit de naden scheurt. We kijken elkaar stoïcijns aan. Een diepe zucht volgt. Het is een oud zeil dat we eerder ergens in een wrak hebben gevonden, maar voor ons is het een nieuw lichtweerzeil dat goed van pas zou komen op de route richting Indonesië. “Nou, hebben we bij aankomst op Solomon wat te doen”. Na 5 dagen komen we aan op het hoofdeiland Honiara. We zien drie andere boten voor anker liggen. Als ongetemde hengsten in een arena gaan ze te keer. We slaken weer een diepe zucht. Uren doen we erover om het anker definitief voor de nacht in te graven, zodat we morgen braaf in kunnen klaren. Slapen, koken en lopen is uitdagender dan op zee. En aan land gaan blijkt niet minder onveilig…

Lonely planet

Na drie regenachtige dagen op zee begint de kuip weer een beetje leefbaar te worden. De tros bananen uit Fiji hangt verslagen aan de reling te bungelen, merendeel heeft zich collectief overgegeven. Beste reden om het laatste etmaal op zee met een versgebakken bananencake door te brengen. Alleen al het gegeven dat ik op het idee kom is positief. We hingen er namelijk ook een beetje zoals die bananen bij, binnen op de bank, met de luiken gesloten. “De vulkaan is al te zien” fluister-schreeuwt Niels. Samen kijken we in het duister naar een rode gloed voor ons. “Dat is nog eens een vuurtoren” zeg ik na een tijdje. Geen reactie. Niels is al in bed gekropen. Ik pak er maar een fleece dekentje bij om mijn laatste wachtje wat comfortabeler te maken. Met iedere mijl die we afleggen transformeert de gloed in een borrelende massa, afgewisseld door felrode strepen. Vuurwerk zoals ik het nog nooit eerder gezien heb.

Steigerpraat

Ik draai de kraan vol open en prop mijn kluskleren in de tas. In no-time stoomt het douchehokje. Er is maar één haakje dus drapeer de badhanddoek maar over de deur. Wat een gedoe denk ik nog even totdat ik onder de hete straal stap. Tranen springen in mijn ogen van geluk. En ondanks dat de hokjes aan weerszijden bezet zijn, kan ik een grinnik niet onderdrukken. Wát-een-sen-sa-tie! Een warme douche sinds 1,5 jaar is bijna niet te beschrijven. Het voelt als een volwaardige Spa-dag in 5 minuten. Okay, ik ben er misschien wel iets langer onder blijven staan – schaamteloos de wachtrij negerend. De laatste warme douche was in Panama. Het is dus ook 1,5 jaar geleden dat Black Moon nu in een Marina ligt. Bizar om te realiseren dat we al die tijd op het anker hebben vertrouwd. Nou ja, er zaten wel wat slapeloze nachten bij. Maar we liggen er niet alleen voor de Spa hoor, of toch wel? Maantje krijgt een welverdiende wellness-week!

Wortelschieten

“De chief houdt vanmiddag een ceremonie in het dorp”. De buurman van verderop komt speciaal naar ons toe gevaren om de uitnodiging door te geven. In zijn bijbootje zitten drie lokale jochies te stuiteren. Eentje kijkt nieuwsgierig in de kuip en wijst naar de verrekijker. Niels ligt nog binnen te tukken. Afgelopen week hebben we niet veel geslapen vanwege het slechte weer. Het blijkt knap lastig ankeren te zijn op Fiji; de diepte, het getijden, de stroming, de regen met veel wind uit alle richtingen. En als je anker aan de wandel gaat, ligt je boot zomaar op het rif. “Moeten we kava meenemen?” vraag ik voor de zekerheid. Volgens etiquette schenk je een lokale kavawortel aan de chief van het dorp, waarbij je officieel toestemming vraagt of je aan land mag komen. Van zo´n speciale wortel maken ze een hallucinerend drankje als onderdeel van de ceremonie. We zijn steeds nergens lang genoeg gebleven om de zogeheten sevusevu mee te maken en dit is onze laatste kans… 

Het laatste Koninkrijk

“Sorry lieverd, ik voel me met de minuut slechter worden”. De eerste nacht van vier is zojuist aangebroken. Black Moon dobbert ergens tussen Samoa en Tonga in. Omkeren heeft geen nut meer. Terwijl ik minstens twee etmalen met griep in het vooronder lig, zeilt Niels solo. Alleen bij het grootzeil reven steek ik even mijn snotterige neus naar buiten. “Ka- ik iets doe-?” vraag ik nasaal. Niels staat fier bij de mast om het eerste rif te zetten. Zwalkend op mijn benen trek ik wat aan het achterlijk om het grootzeil te helpen plooien. Hij heeft het eigenlijk al onder controle, dus ik kruip weer onder de “wol”. Het is een rare gewaarwording om in de tropen griep te hebben. Voordat de laatste nacht valt, voel ik me al iets beter en besluit een wachtje te proberen. Ik word beloond met een zonovergoten kalme zee. Wanneer Tonga in het ochtendgloren wordt onthuld, voel ik me ineens stukken beter.

De Tijdverdrijver

Met een enkele zucht wind zijn we de tijdlijn overgestoken. Door een onzichtbare lijn zijn we van UTC +11 naar UTC – 12 gegaan en hebben we dus een hele dag overgeslagen. Zondag 18 juni 2023 komt dus niet in ons logboek voor terwijl we van Cook naar Samoa zeilen. We discussiëren al weken over de tijdzone, naar ons idee klopt de lokale tijd op de Cookeilanden niet met onze biologische klok. We worden pas rond 7.30 uur wakker, terwijl de zon ons normaal gesproken al lang en breed uit bed fikt. Nu zijn we dus officieel over de andere kant van de wereld. Toch zijn we de 180 graden lijn nog niet gepasseerd. Samoa heeft deze digitaal opgeschoven om makkelijker zaken te doen met Fiji, Nieuw-Zeeland en Australië. Voor ons komt het eigenlijk ook wel goed uit, want als we op een zondag aan zouden komen, konden we nog niet inklaren. Toeval hoor, want op een meerdaagse oversteek weet je nooit helemaal zeker op welke dag je precies aankomt. Hoe komen we al die uren op zee door? Vijf manieren van tijd verdrijven.

Avonturenboek

“Wie wil de eerste slag geven?”, de 18-jarige Peter houdt een roestige hamer omhoog. Vijf westerlingen kijken hem enigszins gechoqueerd aan. “Oh, gaat het met een hamer gebeuren?” stamel ik. “De dominee zal het zo doen”, stelt hij ons gerust en kijkt vertederd naar zijn varkens. “Ik verzorg ze, maar slacht ze niet”. We zijn uitgenodigd voor een Kai Kai morgen; een traditioneel diner voor speciale gelegenheden. Dit keer om de dominee en zijn gezin te danken voor hun dienst de afgelopen drie jaar. Het wordt inmiddels ook onze laatste dag in dit bijzonder dorpje met slechts 28 bewoners. Onverwachts hebben we de meest unieke ervaring tijdens onze reis gehad. De lokale mensen hebben ons verwelkomd, omarmd, gevoed en voor ons gebeden – zonder er ook maar iets voor terug te wensen. Het is werkelijk een verhaal uit een avonturenboek, dat we nu op onze beurt mogen schrijven. 

Verder west  

“Slaan jullie Bora Bora over?” Mijn buurman aan de bar kijkt me niet begrijpend aan en wijst naar de eilandjes pal tegenover ons. “Na ruim een jaar zijn we eigenlijk wel klaar om verder west te gaan” verklaar ik. “Verder west” is zo´n typische zeilterm op Frans-Polynesië om verder de Pacific op te gaan. Heel eerlijk zijn we het FOMO-gevoel bij ieder eiland of ankerplekje verderop ook een beetje beu. Zo komen we hier nooit weg. “Zijn we niet overhaastig?” probeer ik de dag erop. “Het is vroeg in het seizoen, dus we kunnen Bora Bora nog meepikken”. Niels houdt voet bij stuk. Black Moon is klaargemaakt, het weer is opgeklaard en we zijn immers al officieel uitgeklaard. “Ach dan hebben we een reden om ooit nog eens terug te komen” zeg ik dromerig. “We weten nu waar het is”.

Stipjes op de horizonten

“Vanaf hier zijn het eigenlijk maar stukjes van vier tot zeven dagen” zegt Niels bijna achteloos. “Stukjes” herhaal ik. Dat waren precies de oversteken in ons eerste jaar. Vier dagen naar Spanje, zeven dagen naar Kaapverdië. Toen spraken we niet over stukjes. Dat waren flinke mijlpalen. Blijkbaar zijn we dusdanig gegroeid en comfortabel op zee geworden dat we het vanaf nu over stukjes hebben. De bestemmingen daarentegen, die beschouwen we zeker wel als mijlpalen. Wat dacht je van Cook, Tonga, Fiji, New Caledonië, Australië? Deze en nog een aantal onbekendere eilanden zijn allemaal stipjes die één voor één op de horizon zullen verschijnen. Australië is dan de eindbestemming voor dit jaar en tevens de start van ons vervolgplan…

Twilight zone

“Drink met je billen bloot melk uit een kokosnoot”. Bij het horen van dit liedje was ik als kind al verkocht. Hoe fantastisch is het om deze droom werkelijkheid te laten maken?! Dat is eigenlijk precies wat ik mezelf afvraag. Een maand lang drinken we werkelijk uit een kokosnoot, met onze billen bloot, op een onbewoond eiland. Oké, met andere zeilers in de buurt bedekken we ons heus wel met wat badkleding, desnoods een palmblad of een setje kokosnoten – het wordt niet voor niets de Tree of Lifegenoemd. Maar wat als dat leuk is voor even, maar niet voor heel je leven? Laveren we dan niet gewoon tussen droom en realiteit; een soort van twilight zone? We krijgen nieuwe inzichten hoe we onze reis willen vervolgen en hoe erna. Tijd om met de billen bloot te gaan.

Spookvaren

“Maar ik bleef best kalm toch?” vraag ik naar de bekende weg. “Jazeker, alhoewel ik dat niet altijd kon zien…” Ik doe alsof mijn neus bloed. “Bijvoorbeeld toen je létterlijk achter mij aan het schuilen was”. Ik grinnik mijn zenuwen weg. En ja, ik moet eerlijk toegeven dat ik het best spannend vond om honderden haaien in één oogopslag te zien. Het wordt de “wall of sharks” genoemd. Maar ik vond het meer een file. Een soort van A2 met linksrijders, rechtsrijders, bumperklevers, inhalers, af en toe een oud vrouwtje die de rijstrook ophoudt, eentje die steeds op de rem trapt en een enkele spookrijder die de boel op stelten zet. “Spookvaren” hebben we zelf ook ervaring mee. Vanuit Moorea zijn we terug naar Fakarava gegaan, wat eigenlijk tegen de richting in is. Zoals we vaker zeiden “een geduldige zeiler heeft altijd goede wind”… 

Huwelijksbootje

“Wat zullen we nu gaan doen op ons jubileum?” Normaal zijn we niet zo gebrand op dit soort tradities, maar het is een speciale dit jaar: we zijn ons halve leven samen! We twijfelen tussen een exotische lunch op Coco Beach of een romantisch diner bij dat ene Franse tentje. Beide opties zijn behoorlijk aan de prijs en lastig te bereiken dus nemen ons zelf voor om een keer helemaal los te gaan in de supermarkt – lekkere Franse kaasjes en voor de verandering een héle goede fles wijn. Helaas gooien de weergoden roet in ons bourgondisch feestmaal. Het wordt een dagje binnen cocoonen, zoals vroeger op de Grevelingen, dus we zijn helemaal in ons element. We halen verse tonijn uit de koeling en stoffen een plastic flesje wijn af. Al proostend kijken we elkaar diep in de ogen aan – de oh zo vertrouwde spiegeltjes die inmiddels hier en daar wat rimpeltjes rijker zijn door alle jaren en zonnestralen. Dan vraagt Niels: “Wil je met me… 

Wind mee, stroom tegen

“Doe een stapje naar voren, doe een stapje terug”. Het lijkt wel een foute carnavalskraker hier in Frans-Polynesië, maar voor ons geen polonaise. We zijn nog steeds in volle voorbereiding op het volgende hoofdstuk met een ritme dat het één wordt gemaakt en het ander breekt. Gilly is ergens in een hoekje gekropen, een spoor van oranje kattenhaar dwarrelt door de kajuit en de kuip om ons heen. Zo schrok ze van het gebeuk op de golven toen we koers op Tahiti zetten. We hebben wind mee, maar stroom tegen. “Ik dacht dat het een lekker zeiltochtje zou worden?” roep ik vanaf het achterdek terwijl ik de duiktanks opnieuw vast probeer te sjorren. Niels staat achter het roer. De elektrische autopilot is nog steeds buiten gebruik; hopelijk kunnen we ´m vanaf morgen repareren. Dan verruilen we Gilly voor de pakketjes die haar baasjes uit Amerika voor ons mee hebben genomen. Binnenkort verlaten we Moorea en gaan we verder! Of toch een stapje terug…?

Champagnezeilen

“Oké, een toertje met de bijboot dan” besluiten we. Helaas is het op mijn verjaardag geen goed moment om ons comfortabel ankerplekje te verlaten. Sinds we op de Stille Oceaan varen hebben we zo vaak ruwere tochten gehad dat we een harde afspraak hebben: geduldig wachten op een goed weervenster. Niels had vroeger zo´n expo-poster aan zijn slaapkamermuur hangen van een onbekende zeilboot met ieniemienie zeiltjes erop. In eerste instantie geen verkeerd beeld, want een wereldzeiler in spé ziet zichzelf al op die horizon afkoersen. Wel denken we nu dat die foto wellicht hier genomen is. Nog nooit hebben we zo vaak onze zeilen moeten innemen tot formaat zakdoek. Maar een geduldige zeiler heeft altijd goede wind, dus we wachten af. In de tussentijd pimpen we onze bijboot tot het moment daar is: we gaan letterlijk het oude jaar uit- en het nieuwe jaar inzeilen!

Stand-by mode

“Weet je, ik me niet herinneren wanneer ik voor het laatst een hele nacht heb doorgeslapen” mijmer ik na weer een gebroken nacht. Niels kan er beter tegen dan ik. Hij is degene die voor ieder afwijkend geluidje een blik op de ankerbaai werpt. Je zou denken dat nu we maandenlang stationair liggen we geen nachtwachtjes hoeven te doen. Toch, een tropische regenbui met 40+ knopen wind kan ons anker en/of die van de buren zomaar lostrekken, met alle gevolgen van dien. Dan is de baai ineens bezaaid met van die felgele capuchons. Per boot vaak eentje voorop en eentje achter de helm. Schreeuwend en wild gebarend. Wij starten meestal de motor; paraat voor wat komen gaat. “Eigenlijk moet de boot altijd soort van stand-by staan” oppert Niels wanneer we aan de koffie zitten. Het cycloon seizoen is begonnen, dus als er iets onze kant op komt … 

Het vijfde element

“Ga je die SUP weggooien?” vraag ik net iets te enthousiast. Onze buurman haalt z’n schouders op en verklaart dat ie ‘m niet meer gerepareerd krijgt. “Zullen wij dan nog een poging doen? Weggooien kan altijd nog!” weet ik Niels over te halen. En zo zitten we op een hete zondagmiddag op het strand de door de zon gebladderde toplaag eraf te pulken. “Wat we aan het doen zijn?” Een drietal locals kijken ons nieuwsgierig aan. Blijkbaar zitten we onder hun palmboom. In plaats van ons weg te sturen nemen ze plaats rondom het paddleboard en beginnen mee te pulken. In de andere hand houden ze een biertje of iets sterkers vast en het wordt dan ook met de minuut gezelliger. Na een uur naderen ze het kantelpunt en zakken ze lekker uit onder hun boom. We bedanken de mannen vriendelijk, nog niet wetende dat ik een aantal weken later met dezelfde SUP een regatta ga zeilen.

My island home

“Zou je hier kunnen wonen?” vraagt Niels altijd wanneer we op een nieuwe bestemming aanbelanden. Vaak is mijn antwoord erop “Nee”. Of beter gezegd: “Ja, want we zijn hier nu toch?” Knipoog. Natuurlijk, een verblijf van enkele dagen tot een paar maanden is niet hetzelfde. Maar je ergens thuis vóelen, hoe werkt dat eigenlijk? Is ons thuis nog altijd in Nederland met enkel een logeerkamer en een paar dozen winterkleding? Of puur vanwege familie en vrienden? En wat als zij verspreid over de wereld wonen? Tegenwoordig parkeren zeezeilers hun boot ergens om “even naar huis te gaan”. Na ruim twee jaar reizen voelen wij ook de behoefte om pauze te nemen en, heel realistisch, om de scheepskas aan te vullen. Dat ene kantoorpakje pas ik heus nog wel voor een communicatie job. En ik moet bekennen dat mijn favoriete trui erg aanlokkelijk is om er een lekkere frisse herfstwandeling mee te maken. Maar brengt dat ons verder?  

Grote Vriendelijke Reus

“Ga dan!” Niels duwt me zowat de bijboot uit. Trillend zet ik mijn duikbril op. Met lood om mijn middel, en eigenlijk ook in mijn vinnen, glijd ik in het open water. Het is donkerblauw onder me en durf de bijboot nog niet los te laten. “Luister schat, jij wilde met een walvis zwemmen. Nou, dit is jouw kans!” Aarzelend zwem ik richting de plek waar we een paar minuten geleden een fontein zagen. De ´whale season´ is in volle gang en dat betekent dat de reusachtige bultrugwalvissen maandenlang op één plek verblijven. Vrouwtjes brengen hun jongen groot en mannetjes pogen een nieuwe ronde om te paren. Toen we van Tahiti naar Moorea voeren zagen we er één vlakbij Black Moon ´breachen´, oftewel half uit het water springen. Als je bedenkt dat een volwassen bultrug ruim 12 meter lang is en 25 tot 20 ton weegt. Leg dat naast onze boot van amper 11 meter en 8 ton. Of naast een mens… 

Stuurloos

Witte strepen op de weg, witte strepen in de lucht. Een zoveelste vliegtuig zet z´n landing naast de ankerbaai in. We zijn op Tahiti, met Papeete als hoofdstad van geheel Frans-Polynesië. Je zou toch denken dat als we ergens midden op de Stille Oceaan ons stuurkwadrant kunnen repareren dat het hier zou zijn. Sinds zes maanden zijn we weer in een drukke stad. Het was in Panama dat we voor het laatst een ambulance hoorden. Ik voel me zelfs een beetje opgetogen door de kakofonie aan wal. De dag na aankomst gaan we meteen op pad. Geen tijd te verliezen. Nog vermoeid van de oversteek zetten we ons zelf op de bus. De twee dagen van Fakarava naar Tahiti waren zenuwslopend vanwege het gebroken stuurkwadrant en de zee staat. We hadden wind nodig en wind kregen we…

Vijftig tinten blauw

“Ik check het anker, maak jij snel de stootwillen gereed”. Niels plonst in het water, terwijl ik de lussen voorzie van karabijnhaken. De wind trekt aan. Ik zie een onheilspellende lucht op ons afkomen. De ankerketting staat snaar strak en schraapt langs het koraal onder de boot. De stootwillen liggen al een half jaar nutteloos in het ruim; niet verwacht dat we ze hiervoor zouden gebruiken. Ik werp de eerste in het water, Niels duikt onder om het haakje halverwege de ketting te klikken. Dan begint het te regenen en neemt de wind alsmaar toe. De boeg beukt op en neer, de ketting knarst. Ik zet de motor een beetje in z´n vooruit om de boel te ontspannen. “Het zit helemaal verstrikt, het gaat niet meer lukken zo”, proest Niels. We zijn dus te laat! Onze eerste kennismaking met de Tuamotus is minder positief dan verwacht en dan volgt er nog een grotere onaangename verrassing…

Ruimtevaren

“Black Moon, this is Candine” kraakt er over de radio. “Wij zijn allebei ziek, hoe gaat het met jullie?” Niels antwoordt dat ook wij geveld zijn door buikgriep. Vlak na het festival hebben we zeil gezet voor een vierdaagse oversteek naar de Tuamotus. Al tijdens de eerste nacht is het raak. “Wellicht was de Umu toch niet helemaal goed gaar” piep ik vanuit het toilet. Gelukkig sturen de boten ons zelfstandig de juiste richting op en hebben we goed weer; al zei een local wel iets over grote golven die vanuit de Gambier richting de Markiezen komen… De wind trekt aan, er is slecht weer op komst. “Laten we maar alvast reven”. Niels snelt naar de mast en neemt het grootzeil in. Bezweet gaat hij direct door naar het toilet. Wanneer nét het laatste zeil opgedoekt is, krijgen we de ergste squall ooit over ons heen: 50 knopen wind! En dan moet de grootste uitdaging nog komen…

Pikkenbaai

PANG! “Wat was dat?” Verschrikt kijk ik door het patrijspoortje naar buiten. Op nog geen 20 meter afstand rolt er een geitje van de klif. Met een smak valt ie in het water. De jagers hijsen ´m in hun bootje. “Misschien is het wel voor het festival morgen!”, zegt Niels iets te enthousiast naar mijn idee. We zijn op het mooiste Markiezen eiland: Fatu Hiva. Black Moon ligt pal voor de vallei van Hanavave, de zogeheten Pikkenbaai. De musculaire rotsformatie verklaart de naam. Origineel noemde het “Bay des Verges”, maar de preutse missionarissen waren het hier natuurlijk niet mee eens en voegde er één letter aan toe: “Bay des Vierges”, oftewel de baai van de maagden. Maar preuts is de inheemse bevolking er niet op geworden, zo blijkt op het festival.               

Arbeidsvitaminen

“Hoor je dat?”. Piepende geluidjes wekken ons in de vroege ochtend. Ik ben meteen klaarwakker. We zijn verhuisd naar ons derde Markiezen eiland: Tahuata. Een ankerbaai met helder water welke bekend staat om de vele dolfijnen en manta roggen. Black Moon ligt aan de voet van Vaitau, een diepe vallei en wordt nu drukbezocht door dolfijnen. Ontelbare flippers spelen om ons heen. Salto´s en schroevendraaiers. Ik maak een iets minder elegante sprong. Nog voor het ontbijt zwemmen we naar ze toe, maar ze zijn ons steeds te vlug af. “Met de bijboot dan maar?”. Blijkbaar vinden ze dit wel een leuk spelletje. Wanneer we omringd zijn, laat ik me zelfs even onderdompelen. WAUW! Een drietal lokale jongetjes zwaaien naar ons vanaf de wal. Of ze mee mogen varen…  

Ne me quitte pas

“Dit is het zwaarste stuk”, moedigt Niels me aan. “Ik zie je bovenaan”. En weg is ie. Zwijgend trap ik door. Ik overweeg om het staand te proberen, maar vertrouw het nog niet helemaal. Het stuurasje begint harder en harder te kraken. Nee, gewoon blijven doortrappen. Spieren verzuren waarvan ik het bestaan niet meer kon herinneren. Het is dan ook twee jaar geleden dat ik voor het laatst heb gefietst. En dan nu op een vouwfiets. Correctie: ónze vouwfietsen! Toevoeging: zonder versnellingen. We mochten ze lenen van de werfbaas. “Op eigen risico”, voegde Vincent er nog aan toe. De fietsjes lagen ergens afgedankt en waren volgens hem kapot. Tussen de bootklussen door heeft Niels eraan gesleuteld. Als het bevalt adopteren we ze; de waterlijn is immers verhoogd. Dus. Laten we er eerst maar eens Hiva Oa mee verkennen.  

Trouble in Paradise

“Vandaag dan maar verder met schuren en slijpen?”, vraag ik Niels en spoel de koffiekopjes om in een afwasteiltje. Black Moon staat op het droge, alle afvoeren zijn afgesloten. Via de werkladder klim ik drie meter naar beneden. Slippertjes aan, mondkapje op en schuren maar. “Niet vergeten om af en toe om je heen te kijken hè?!”, roept hij nog en slijpt de gedelamineerde scheg onder de boot verder open. Op steenworp afstand zie ik een vredige Stille Oceaan en het mysterieuze gebergte van Hiva Oa. Dit is het tweede Markiezen eiland. Weer een paradijs! Alhoewel, we hebben nog niet veel meer gezien dan de werf. Dat komt wel, eerst maantje eens goed opknappen na de klappen van de oversteek. En vergeleken met onze zeilcollega´s van de ontmaste Blue Beryl valt onze schade in het niet. Over een dikke week komen ze hier op noodtuig aan…  

Monsieur Cannibale

“Zie je dat huisje daar?”, collega zeiler Charlotte wijst naar het strand. “Daar woont een kannibaal, maar die is op vakantie naar Tahiti”. Uhh. “Dat willen zeggen in de gevangenis”. Fieuw, ik zag me al bijna horizontaal met handen en voeten aan een stok boven een kookpot hangen. Ik had eigenlijk andere plannen tijdens onze vakantie. Frans-Polynesië staat bekend om kannibalisme tot in de 19eeeuw. Ik had dan ook niet verwacht dat dat nog steeds voorkwam. Niels weet weer te vertellen dat Nuku Hiva ooit 80.000 inwoners had en dat dit er nog maar een paar duizend zijn. Zouden die dan allemaal…? Hier moet ik onderzoek naar doen. “Hmm, weet je ook hoe, wat, wie?”. Charlotte vertelt een smeuïg verhaal. Ik denk dat we dit verhaal met een korreltje zout moeten nemen; zodra we weer internet hebben zoeken we het op. Het is eerst tijd voor vakantie activiteiten!

De wereldstekker

De zon dooft dit keer niet in de oceaan, maar verdwijnt achter een grillig silhouet. Na 37 dagen naderen we écht land, zomaar midden in de Stille Oceaan. Fascinerend! Onze vuistregel om een onbekend gebied nooit in het donker aan te doen, slaan we dit keer in de wind. “Achter deze kaap ligt de ankerbaai”, roept Niels. Een onverwachte windstoot vertelt ons dat het weer omslaat. Met één hand aan de reling schuifel ik naar de mast om het grootzeil op te doeken. Vanaf hier is het uitzicht nog beter. “Ja, ik zie al een paar ankerlichtjes heen en weer wiegen”. Black Moon krijgt een welkome spoelbeurt terwijl we met geknepen ogen de hoofdbaai van Nuku Hiva binnen tuffen. Enkele zeilcollega´s begroeten ons in regenjassen en wijzen een mogelijk ankerplekje. Niels ontknoopt de veiligheidslijn van het anker; deze hebben we voorlopig niet meer nodig. Na een aankomstbiertje duiken we te kooi; vermoeid en nieuwsgierig naar morgen.  

Blauwe woestijn

“We zitten zo echt gevangen!”. Ik slik. Koortsachtig bestuderen we de route op het ene scherm en het weerkaartje op het andere. Steeds hopend op een wonder waardoor we vanaf morgen alsnog wind krijgen. We dobberen nu al 9 dagen op de Stille Oceaan. Hij doet z´n naam eer aan. “Als we geluk hebben pakken we over een paar dagen nog nét het staartje van dit windveldje mee”. We scrollen door naar de overige vijf dagen. “Maar als we pech hebben komen we officieel in deze doldrum terecht. Dan doen we er misschien wel twee maanden over!” We trimmen de zeilen dag en nacht. Dagelijks doen we wel zo´n zes zeilwisselingen. Maar nog gaan we niet snel genoeg. Het onderwaterschip raakt enorm aangegroeid wat Black Moon alsmaar remt. We ervaren een vicieuze cirkel dat invloed heeft op álles: proviand, brandstof, drinkwater, energieopbrengst, aantal dagen op zee, deadline aankomst en kans op schades. Nooit eerder deze reis waren we zo kwetsbaar… 

Maanwater

“Wat staat er nog allemaal op het lijstje?”. Al kibbelend over het budget staan we voor de zoveelste keer op de bus naar Panama City te wachten. Nu we besloten hebben wat onze volgende bestemming gaat worden, hebben we weer een klussen- en wensenlijst waar nooit een einde aan lijkt te komen. Dit gaat namelijk de grootste oversteek ooit worden, 4.000 nautische mijlen, oftewel zo´n 32-40 dagen op de Stille Oceaan. En waar we heen gaan, is heel weinig. En wat ze wel hebben, is heel duur. Dus we moeten niet alleen goed provianderen voor de oversteek, maar ook voor ons verblijf daar. En nog eens kritisch naar reservespullen kijken, want je zult net zien dat de toiletpomp kapotgaat of dat onze good-old-tablet het volledig begeeft na 10.000 mijlen 24/7 navigeren in de buitenlucht. De geldkraan staat dus nog even flink open… Gelukkig komt er inmiddels ook drinkwater uit!   

Mijlpaal Panamakanaal  

“Weet je waar ik het meest zenuwachtig over ben?”. Niels kijkt me nieuwsgierig aan. “Niet zozeer de sluizen, maar zes mensen aan boord. Hoe doen we dat met slapen, eten en toiletteren…”. Hij knikt. “Ja, vóóral als de Pilot naar het toilet moet. Wat als hij ontdekt dat we helemaal geen vuilwatertank hebben”. En zo zijn er nog 101 dingen die mis kunnen gaan. Geruchten stuiteren over de steigers van Shelter Bay Marina, waar we nu al een kleine week liggen. Van boetes omdat het eten niet lekker is tot een u-turn maken vanwege een te langzame motor. We dachten even te gaan kijken hoe het is z´n werk gaat en dan misschien nog naar een paar weken aan de Atlantische zijde te verblijven, maar ons kennende gaan we meteen in standje turbo als we de kans schoon zien. Binnen een paar dagen is Black Moon ´gemeten´, nu nog een paar dagen verder zijn we al aan de beurt voor dé transit en weer een paar dagen later varen we ineens op de Stille Oceaan! 

378 plastic eilandjes

“Het lijkt wel nep, zo mooi!”, reageert iemand op onze Instagram foto. Black Moon ligt pal voor een perfect ogend Bounty eilandje: onberispelijk wit strandzand, dat zo nu en dan lichtjes overspoeld raakt door kabbelend azuurblauw water, en erachter een bosje palmbomen vanwaar je liggend in een hangmat uit een kokosnoot drinkt. Kijkend naar de foto realiseer je gemakshalve niet hóe we daar zijn gekomen: “Hard bakboord, NU!”, roep ik naar buiten. Niels staat aan het roer terwijl ik binnen op de gedetailleerde digitale kaarten navigeer. Door de gescande kaarten in het programma Open CPN te plotten, en aan onze intern gps-kastje te koppelen, zien we Black Moon op de lapjeskaarten varen en momenteel tussen koraalriffen door: de entree van één van de 378 eilandjes. Merendeel ervan zijn onbewoond. Drie anker manoeuvres later gaan we eens kijken of de eilandjes werkelijk zo paradijselijk zijn…

Eindstation Panama

“Volgens mij moeten we helemaal niet de Pacific op willen met onze boot”. Met ongeloof kijk ik even op. De Pacific is onze droom. We zijn zo dichtbij. En nu wordt Panama ons eindstation? Ik draai me om in de zeekooi. Ik ben al voor de tweede dag zeeziek. Niels is zwaar vermoeid, omdat hij zowat solo zeilt. Black Moon wordt buiten in elkaar geslagen door de kruisgolven. Zelfs binnen krijgt ze het af en toe te verduren. Dit is werkelijk de meest rottige oversteek die we tot nu toe hebben meegemaakt. We naderen Panama, en daarmee het einde van de Atlantische Oceaan, met als gevolg kruisgolven. Denk aan een bad met water waar je je arm doorheen roeit om het warme kraanwater te verdelen, aan het einde van de badrand klotst het. Dat effect dus. En dan vier meter hoog. Dat breekt dingen. Althans bij ons…

Colombia als één grote waterval

Voor onze boeg doemen de hoogste kustbergen ter wereld op, we passeren ze in het ochtendgloren. We beloven elkaar om deze mooie ankerbaaien later te bezoeken. Eerst gaan we naar Santa Marta Marina om in te klaren en schoon schip te maken. Na Suriname – tevens Zuid-Amerika – hebben we zes maanden achter anker gelegen. Wat een luxe dus weer! Na de onbeperkte douche vallen we in een warm bad door de hereniging met bekende cruiservrienden. Of we komende vier dagen mee op citytrip naar Cartagena gaan? Als in morgen al. Waarom niet?! Santa Marta wacht heus wel op ons, de berg erboven spoelt ook vast niet weg en de ankerbaaitjes doen we wel als we even van de drukte willen ontsnappen. Want druk is het. Overweldigend druk. Tijdens deze vier trips krijgen we een redelijk goede indruk van Colombia; alles gaat met volledige overgave. Als één grote waterval. 

Droomtocht naar Colombia

“Hebben we dan werkelijk alles?” Ik bekijk nogmaals de checklist. Nieuw voorzeil – waarvan de oude al bijna een jaar geleden kapot is gescheurd: check. Reserve GPS-receiver – waar we al ruim een jaar op zitten te wachten: check. Een tweedehandse watermaker – waarvan we altijd zeiden dat we dat nóóit zouden aanschaffen: check. “Oké, dan zijn we klaar om naar Colombia te gaan!”, grijns ik. We doen een vreugdedansje op onze 1 bij 1 dansvloer en ploffen bezweet neer op de bank. Niels bekijkt vanuit zijn ooghoek de glanzend rode zak met daarin ons nieuw, kraakvers, onberispelijk wit zeil. Een label met zijn achternaam en de afmetingen erop bengelt er als bewijsmateriaal aan. “Huh”, begint ie. “Zeg, was het voorlijk wel 12,73 meter?” Ik grijp wederom mijn telefoon voor de offerte: “Hier staat 12,37 meter”. Spontaan beginnen we weer te zweten… 

Moreel kompas

Beduusd komen we vanuit het ziekenhuis terug op Black Moon. De dag erop krijgen we onverwachts bericht dat zijn broer en twee zussen op Curaçao zijn geland. Opluchting. We regelen met Niels´ ouders om een aantal belangrijke bootonderdelen voor ons mee te nemen. Ik verifieer meteen of de huurauto en het huisje nog steeds in orde gaan zijn voor onze familieweek. Intussen ontvangen we bericht dat ons nieuwe zeil eindelijk op het eiland is, dus die kunnen we ophalen met de auto die we nog niet hebben. Niels bekijkt online het weer of er al een venster naar Colombia in zicht komt. Dan staat er nog een wachtrijtje aan familiebelletjes en leuke uitstapjes met vrienden op de planning. Tot slot willen we ook nog naar Klein. “Haha, we hebben het gewoon druk!”, app ik mijn zus.

Vergeet je tandenborstel niet

“Oh Greetje, dit ga je toch niet geloven…”, mijn moeder appt me in paniek. “Ik ga mijn vlucht missen!”. Verbaasd lees ik wat er allemaal aan de hand is. Het huisje aan het water is al gereed: de sleutel op zak, verse goodies in de koelkast, bed opgemaakt, het servies een extra poetsbeurt, nog een gezellig dekentje uit Suriname over de bank. Dat soort dingen. Oké, toegegeven, we hebben er ook allebei even gedoucht. Als in een half uur lang! En ik heb ook even op het bed gelegen, met de airco op standje noordpool. Maar inmiddels is het alsof er niets is gebeurd. “Dus ik kom een dag later aan”. Ik deel het vervelende nieuws met Niels. Vervolgens grijns ik: “Zin in een B&B?” 

Te land, ter zee en in de lucht

“Black Moon, what are your intentions?”. De Coast Guard is nergens te bekennen, toch zien ze ons zeilen. Niels beantwoordt hen via de radio dat we gewoon een stukje aan het zeilen zijn… Het plan was om een paar dagen naar Klein Curaçao te gaan; een kleine 10 nm. Heen laverend, terug voor het lappie. We hadden net de zeilen gehesen, wanneer boatbuddy Saoirse ons bericht: “Change of plans, looking at the wind direction it´s bad to anchor at Klein. Let´s go to Fuik Baai instead”. Hmm, dat is nog niet eens 1 mijl. In het kader nu-we-er-toch-zijn laveren we wat voor de ingang om na een paar uur alsnog voldaan het anker te droppen in “Fack Bay”, zoals onze Amerikaanse vrienden het uitspreken. Na een paar dagen speervissen en barbecueën zetten we weer zeil, zo´n 30 mijl naar Westpunt: de Turtle Beach! Drie keer raden wat we daar gaan doen…  

In the deep space of the sea…

“Dit gaat niet goed”, denk ik in mezelf. Met mijn ogen stijf gesloten word ik op 5 meter diepte door het water gesleurd. De bedoeling is dat ik samen met mijn instructeur van a naar b zwem en ik dan mijn snorkelsmasker weer opzet en leegblaas. Het masker houd ik krampachtig in mijn handen voor me uit; als een oud vrouwtje die haar handtasje wil beschermen. Mijn hart begint te bonken. Mijn ademhaling gaat steeds sneller. Dit mag niet volgens de theorie; heb ik gisteren nog geleerd. Ik schud mijn hoofd, wuif één hand. Onderwater oogt dat alles in slow motion, maar ik doe het toch echt resoluut. Dit is een noodsein! Hans, de duikinstructeur, merkt het direct en pompt met een paar drukken op de inflators beide jackets op. Snel schieten we samen naar boven en drijven. Ik open mijn ogen. Ze zijn alsnog zout geworden, maar dan van tranen. Ik baal. Een paar keer diep ademhalen en ik laat me weer onderdompelen. We gaan tot 18 meter diepte…

Dushi Curaçao

In de verte hoor ik een onbekend gefluit. Langzaam ontwaak ik uit een diepe slaap na vier gebroken nachten op zee. Waar ben ik? Wat fluit er zo mooi? Het blijkt een Turpiaal (of Troepiaal) te zijn. Ze brengt me het instant gevoel, zoals ik me als kind herinner, wanneer het op de een op andere dag zomer is geworden. Ik spring uit bed. Correctie: ik kruip uit bed en spring in de kuip. Het vogeltje is grotendeels zwart en fluit uit volle felgele borst. Ons maantje ligt voor anker in de grootste baai van Curaçao: het Spaanse Water. Met dit nieuwe eiland is er dus weldegelijk een nieuw seizoen aangebroken. En niet alleen qua omgeving, maar ook qua gezelschap. Naast Fransozen worden we nu omringd door Amerikanen, Canadezen, Zwitsers, Italianen, Duitsers en een handjevol Nederlanders. Sommige kennen we al lang via social media. Ik grijns: “We krijgen het nog druk!”.

Met de Franse slag

Nu we besloten hebben om het Franse eiland Martinique te verruilen voor het Nederlandse Curaçao kunnen we eigenlijk niet meer wachten. Allicht is het weer ons nog niet goed gezind. Oefening in geduld dus. Het wordt een week van de laatste keren: nóg één keer flink inslaan bij de Leaderprice, nóg één uitgebreid ontbijt met verse croissantjes van de dichtstbijzijnde boulangerie, gevolgd door nog één bourgondisch kaasplankje met alles erop en eraan. Verder is het vooral voorbereiden op de meerdaagse passage. En aangezien we al drie maanden niet fatsoenlijk gezeild hebben, start de trip iet wat met de Franse slag. “Aaahh, ik ben roestig!”, gil ik bij een zoveelste blunder.

Stilte voor de storm

“Ik vind het wel tijd worden voor een andere bestemming”, zeg ik resoluut. Na drie maanden Martinique kennen we het hele eiland inmiddels van binnen en buiten. We worden echte slow-cruisers. Maar waarnaartoe dan… Aangezien het orkaanseizoen al is begonnen, is de keuze niet bepaald reuze aan deze kant van de Carieb. In dat geval is alleen Grenada nog een optie, al blijft dat ook een gok. Onze cruiser vrienden zijn ´m al lang gevlogen, verder West of zelfs naar huis. Zonder hun gezelligheid, een aantal weken regen en alleen maar aandacht voor maantje, raken zelfs wij licht depressief. Maar wat we dan nog niet weten is dat er een serieuze depressie vanaf zee op ons afkomt, of toch een storm, of nee… een orkaan! 

Draait alles om de maan?

“Heb je mijn leesboek gezien?”. Niels draait zich naar me toe en knikt in de richting van mijn hoofdkussen: “Daar, onder de slijptol”. Een paar draaiende regels later vallen we allebei uitgeput in slaap om er vervolgens ´s nachts een paar keer uit te gaan. Dit keer niet om de zeilen te trimmen of om het anker te checken, maar omdat het zó ontzettend heet is. Ons maantje staat op het droge, waar ze van top tot teen vertroeteld wordt. “Draait dan werkelijk alles om de maan?”, vraag ik mezelf soms af. Want ja, zonder haar waren we hier niet. Maar gezien de vragen die we de afgelopen weken ontvingen, draait het toch ook vaak om ons. Want ja, zonder ons waren we hier geen van drieën. 

Hoge pieken, diepe dalen

“Wacht eens even…”, hijg ik al klimmend. “Volgens mij is het een speciale dag vandaag!”. “Volgens mij is het iedere dag een speciale dag”, merkt Niels droogjes op terwijl de zweetdruppeltjes over zijn gezicht parelen. Jawel, we wonen precies een jaar aan boord van Black Moon. Ruim twee uur later zijn we op nagenoeg het hoogste punt van Mount Pelée aanbeland. “Kijk, daar kun je Saint-Pierre zien liggen”, wijst Niels. Ons maantje is slechts een stipje op de horizon, niet met het blote oog waarneembaar. Een paar seconden later zitten we alweer in de wolken. Een mooi moment om te evalueren: wat zijn de top-3 hoogte- en dieptepunten van afgelopen jaar? 

Ansichtkaart-ankeren

“Pfff, hoe krijg jij dit voor elkaar?!”, roep ik uitgeput wanneer ik weer boven water kom. Niels staat aan het roer en ik duik nogmaals naar het anker. De rollen omgedraaid. Ik wil ook leren freediven om het anker te controleren; en om dieper te snorkelen voor de leuk en te speervissen voor het zelfvoorzienende. Na drie dagen in de drukst bezette baai van Martinique het noodzakelijke voor nu gedaan te hebben, houden we Le Marin voorlopig voor gezien om het eiland via de noordzijde proberen te ronden. Dat betekent veelvuldig anker op en anker af. En hoe verder Noord des te onstuimiger de condities worden, met name valwinden en squalls. Ook diepteverschillen, bootburen en vissers zijn factoren waarom het anker als een huis moet liggen.

Op naar het blauw

“Black Moon, Black Moon, do you copy”, klinkt het over de radio. Zeiljacht Flyer ziet ons al van mijlenver op de AIS en vraagt of we wensen van de supermarkt hebben. “Jazeker”, juichen we. “Stokbrood en camembert!”. Na vijf volle zeildagen vanaf Suriname naderen we Martinique, het Franse eiland binnen de Cariben. Te midden van de Cariben. We hebben dus heel veel andere mooie eilanden links laten liggen. Letterlijk. Neem Trinidad en Tobago, Grenada, Saint Vincent en de Grenadines, Saint Lucia… Waarom varen we al deze mooie eilanden voorbij? En wat is ons verdere plan? 

Jungle verslaafd

“Hier rechts lijkt wel een kreekje”. Niels peddelt ons recht in de dichtbegroeide vegetatie. Ik vouw mezelf op in de kano. Doorns krassen langs blote armen en benen, grijpen het kleine beetje zwemstof dat we aanhebben, en dan zijn we ineens omringd door jungle. Vleermuizen scheren langs ons af ter bevestiging dat dit hun domein is. En dat er heel veel insecten zijn. Vooral dat, bedenk ik me even later. Loom peddelen we door de kreek. En nog een. En de dag erop weer een. Dit terwijl we nog geen week geleden zo snel mogelijk naar het blauw wilden. Maar we zijn instant verslaafd geraakt aan de jungle. Met onze nieuwe Amerikaanse cruiservrienden van Sailing Yacht Victoria besluiten we een Jungle XL Expeditie op te tuigen. We gaan nog één keer de rivier op, maar dan dit keer echt de jungle in…  

Op zoek naar “libi”

“Ik heb voor jullie gevochten”. Mijn vader en ik liggen tegenover elkaar. Ik op een strandbedje onder een palmboom, hij op een ziekenhuisbed onder een infuusrek. Op 7.500 km afstand van elkaar huilen we samen. Tranen van verdriet omdat hij er bijna niet meer was. Tranen van blijdschap omdat hij er nog wel is. Op dat moment ligt hij nog op de IC, waarvan 4 dagen onder narcose, door de gevolgen van Covid-19. Voor het eerst deze reis vraag ik mezelf af: Wat dóe ik hier? Zo ver van weg van familie… Opties lopen we wekenlang na. Kan ik überhaupt wel naar Nederland vliegen? Inmiddels is hij gelukkig weer thuis, dus het hoeft even niet. Hij krijgt de nodige zorg en liefde. Hij heeft zin in zijn tweede leven. Zijn “libi”. Nu kunnen ook wij ons leven weer leven. De dieseldokter is klaar met de motor, dus tijd voor een nieuw avontuur met Black Moon. We gaan de rivier op…

Kleine wasjes, grote wasjes

PLONS! “Wat doe je?!”, roept Niels. “Ik ben gevallen!”, sputter ik evenzo verschrikt en zwem naar het trappetje achter Black Moon. Als een verzopen katje sta ik op het achterdek. Mijn armen doen zeer van het schaven langs de zeerailing. Het ene moment was ik op de steiger kleding aan het wassen en het andere moment verstapte ik me. Dus viel ik tussen wal en schip. Een klein wasje na afloop van onze binnenlandse trip naar het Amazonegebied, na het overleven van allerlei gevaarlijke dieren en wildwaterbanen. Daarnaast hebben we voor het eerst in ons leven een glimp van de inheemse cultuur gekregen…

De Surinaamse rivier op

De blauwe oceaan wordt steeds bruiner. We zijn er bijna! Dat wil zeggen, we zijn bijna bij de uiterton. Deze boei geeft de grens van de Atlantische Oceaan en de ingang van de Surinaamse rivier aan. Voorbij de uiterton vaar je door een smalle, ondiepe geul. Concentratie. Voorbij deze geul moeten we het anker uitgooien om bij daglicht en gunstige stroming de route op de Surinaamse rivier te vervolgen, zo´n 7 uur varen. Maar eerst deze mijlpaal: We hebben gewoon de gróte Atlántische Oceáán overgestoken! ´Ik zet de champagne alvast koud´, juich ik. Niels start de motor, de zeilen kunnen bijna naar beneden. Pruttel, pruttel, pruttel… De motor valt uit en start niet meer.

Dagboek: Dé Atlantische oversteek

‘Haal de stormfok!’, roept Niels. Ik duik de achterkajuit in, maar nog voordat ik terug ben is het al gebeurd. Het voorzeil is aan flarden gescheurd. Door een vlaag van 42 knopen, oftewel windkracht 9, sloeg de genua hard terug naar bak. De nekslag voor onze bejaarde lapjesdoek. ‘Nog maar 1.885 van de 1.900 zeemijlen te gaan…’, grap ik sarcastisch, nadat we in rustiger vaarwater terecht zijn gekomen. Na wat koudwatervrees, vanwege de aanhoudende valwinden tussen de Kaapverdische eilanden in, zijn we een paar dagen later dan verwacht vertrokken voor de grote Atlantische oversteek. Ons dagboek van Kaapverdië naar Suriname: 16 dagen op open zee.

De grote oversteek voor de boeg

´ Dit is waanzin ´ , toeteren we via onze snorkels naar elkaar. Uitgeput hangen we aan de lijn langs de boeg van het schip. Het waait 25 knopen en er staan zelfs schuimkoppen in de baai. Black Moon slingert van links naar rechts. Al een aantal nachten ligt ze aan het anker te snukken met gebroken nachten als gevolg. Maar het onderwaterschip ziet net zo groen als Santo Antão en dat betekent minder snelheid tijdens de grote oversteek. Santo Antão was werkelijk fantastisch. Nóg mooier dan verwacht. Alleen mijn eigen conditie viel een beetje tegen. Onder het motto “straks zitten we drie weken op zee” heeft me op de been gehouden. De laatste dagen voor De Grote Atlantische Oversteek zijn nu aangebroken! 

No stress, Boas Festas

´Eigenlijk spelen we wel vals zo´, buig ik mee. ´En toch wil ik er heel graag heen…´. Als laatste troef verpak ik het als mijn verjaardag wens. Het duurt uiteindelijk een paar dagen voordat Niels overstag gaat. Je boot achterlaten is toch wel een ding. Dat doen we allebei niet graag, zeker niet achter het anker en al helemaal niet in Afrika. Maar hier op Mindelo zijn meerdere cruisers die we al kennen en dus ook een oogje in het zeil kunnen houden. En juist op de ochtend dat ik wil gaan boeken… Niels trommelt me uit bed: ´Er staat iets van 50 liter water in het motorruim!´. We gaan hozen. ´Zo laat ik de boot dus echt niet achter!´. De klussenlijst voor de grote oversteek wordt langer. Hoezo, no stress op Cabo Verde? Gelukkig bieden de feestdagen een fijne afleiding. En hoe…

Stof happen op Sal

´Kom snel, ik ruik brand!´. Niels komt naar buiten. Binnen is alles oké. ´Zou het land zijn dan?´ Jawel, het is Afrika! Het is dag zes en we halen het nét niet om voor het donker aan te komen. Met nog enkel een zakdoekje op loopt Black Moon ´s ochtends bij daglicht aan op dit voor ons onbekende ankerbaai, eiland en eigenlijk het gehele continent. De geur is moeilijk te beschrijven; een mengeling van verbrand land en iets kruidigs. Nootmuskaat ofzo. In eerste instantie ruikt het zoetig, dan na drie keer diep inademen word ik er toch een beetje misselijk van. Hoe dan ook, het is zó bijzonder om na een week ziltige oceaan echt land te ruiken! Loom worden we het laatste etmaal vanzelf in de armen van mama Afrika gedreven. Daarna gaat niets meer vanzelf. We delen onze 6 meest opmerkelijke missies.

Langs de Afrikaanse kust

Het vertrek naar Afrika komt dichterbij. En daarmee dienen ook de last-minute klussen zich aan. Een van de belangrijkste – zo dachten wij – is het behalen van een negatieve PCR-test en het uitklaren uit Europa. Normaal gesproken concentreren we ons vooral op het controleren van het tuig (zeilen, verstagingen en lijnen), de motor, het proviand, de route en het weervenster voor de komende dagen. Nu komen daar deze extra dimensies bij. Dat voelt gek. Op zaterdag 5 december lijken we er klaar voor te zijn. En zo niet, dan toch. Want de Covid-maatregel vertelt ons dat we binnen 72 uur moeten vertrekken…  

De Pakjesboot

Las Palmas, Gran Canaria, de grootste stad van de Canarische eilanden. En vooral de plek waar alles verkrijgbaar is; waar de Sint zijn inkopen doet; waar cruisers zich voorbereiden op de grote Atlantische oversteek; waar vluchtelingen in tegengestelde richting stranden. Het is de plek voor allerlei gelukzoekers. Begin december gaan we naar de Kaapverdische eilanden (lees: Afrika), eind december/januari Suriname (lees: economisch onstabiel) en daarna naar de Caraïben (lees: duur). De eerste etappe is een week varen en de grote Atlantische oversteek nog eens drie weken. Black Moon wordt dus een heus pakjesboot.

Landen op Mars

Het najaarszonnetje komt op vanachter Lanzarote. Het kale, roodbruine landschap doet ons eerder aan Mars denken dan aan een tropisch eilandje. Black Moon is gepekeld en zelf hebben we ook wel zin in een douche en een goede maaltijd. Onze voorbereiding op vertrek kenmerkte zich met een paar beginnersfouten. De avond ervoor was het namelijk iets té gezellig. Na een hele dag sjouwen om van een woonboot weer een zeilboot te maken, vertrokken we dan einde middag vermoeid en hongerig. Pas toen het zeil goed stond, was het eindelijk tijd voor een goed maaltje. Niels’ favoriet: gebraden kip. Als twee hongerige wolven aten we de kippenpootjes zo uit onze vuistjes. Vervolgens dook Niels te kooi en even later ik over de reling. ‘Smakelijk eten visjes’. Dan maar droge rijstwafels. Enige troost: over drie dagen zitten we weer aan de tapas!

Once in a Blue Moon

Met een katertje verlaten we Porto Santo en daarmee ook Portugal. We zetten koers op de Canarische eilanden; een zeiltocht van zo’n drie dagen. Dit keer geen uitgebreid zeilverslag, eerder een ziel-verslag. Want wat bezielt ons dat we deze reis maken? Voor ons is dit namelijk geen sabbatical. We zijn niet zomaar tot de keuze gekomen om een wereldreis voor onbepaalde tijd te maken. Daar is een jarenlang proces aan vooraf gegaan. En terwijl ik tijdens mijn nachtwacht vier uur lang naar een bijzondere volle maan staar, kom ik tot nieuwe inzichten. Een soort vastberadenheid dat het tijd is om dit proces te delen. En dat vind ik enger dan een storm, want ten grondslag ligt mijn grootste schaamte.

Porto Santo, Heilige Haven

‘Hmm, we hebben dus één dag om het eiland te verkennen?’, vraag ik licht gepikeerd. Niels bevestigt het slechte weerbericht en doet er nog een schepje bovenop: ‘En vóórdat we aan land gaan, fixen we eerst de genua’. Het is letterlijk stilte voor de storm en die gelegenheid moet worden benut. Niels hijst me in de mast en rolt het voorzeil uit terwijl ik in het tuigje aan de val bungel. Kijkend over het tropisch eilandje waan ik mezelf even als Jane aan een liaan. Met mijn voeten duw ik mezelf van de mast en slinger naar de voorstag. Een losgeraakt stuk tape had zich rondom het profiel vastgeplakt. ‘Hebbes, probeer het zeil maar te zakken’, roep ik naar beneden. Samen plakken we opnieuw de scheur – dit keer naaien we het wel rondom – zeil terug in het profiel, hijsen, hijsen, hijsen, inrollen en klaar. Dan kunnen we nu echt aan land! 

De Melkweg naar Madeira

‘Ahoi, land in zicht!!! Nog een klein uurtje varen en dan kunnen we het anker laten zakken aan het eiland Porto Santo. En slapen! De laatste etappe was zwaar en paste geheel bij de reputatie van deze oversteek. Een uitgebreide update volgt…’. Hierna schakelen we de satelliettelefoon af, waarmee we het thuisfront de afgelopen vier dagen op de hoogte stelden. We maken Black Moon klaar voor haar landing aan dit vulkanische – en tropische eiland. ‘Ik ruik de Pina Colada al!’, grap ik in mezelf vanwege een bijzonder voorval tijdens de oversteek.

Balanceren in Algarve

‘Dit gaan we echt tegen niemand zeggen’, Niels kijkt serieus op vanuit het logboek. Ook ik vind het frustrerend, maar ik probeer me er niet voor te schamen. Bovendien denk ik dat het ook wel meevalt. Net zoiets dat je vindt dat het de héle dag regent, terwijl de zon toch meer schijnt. Het is maar waar je op let. ‘Hoe zouden onze mede-cruisers het ervaren dan?’, probeer ik eerst. Er wordt vooralsnog niet over gerept. Don’t ask, don’t tell. ‘Wacht, laten we het eerst eens goed uitrekenen’, opper ik. 

Boa Lisboa

Een nieuwe mijlpaal ligt voor ons: Lissabon! Al sinds het vertrekplan wacht familie ons op bij dé brug. Ik heb bijzondere herinneringen aan deze bestemming. In mijn kindertijd zijn we er twee keer bij mijn oom op bezoek geweest. Dat waren de leukste vakanties met het hele gezin en vooral met mijn oom als local beleefden we er heel wat avonturen. Om na zoveel jaren zeilend terug te keren maakt deze mijlpaal extra bijzonder. Het worden twee weken van herinneringen ophalen en ook vooral van nieuwe maken…

De Portugese Noord

‘Kijk, daar in de verte kun je Portugal al zien liggen’. Niels wijst in het panoramabeeld vanaf de top van Cies: een eilandengroep als voorportaal van Ria Vigo. Onze laatste Ria in Spanje alweer. Sinds ons eilandenberaad op het vorige eiland Ons staat de vakantiemodus eventjes op 100%. Toch is het tijd om een vervolgplannetje te maken: na zes dagen aan-een-onbewoond-eiland brengen we een praktisch bezoekje aan de grote stad Vigo, vervolgens verblijven we een paar dagen in het middeleeuws stadje Baiona. Dit is de laatste haven in Galicië, tevens de plaats waar Columbus aanmeerde nadat hij Amerika ontdekt had als zijnde “de nieuwe wereld”. Zelf blijven we bescheiden in onze reisdoel als we ons voorbereiden op een nieuw land: Portugal!

Einde van de wereld

Met de Orca-encounter nog vers in ons geheugen bezoeken we de twee stadjes in Ria Camariñas. We moeten de aankomende storm ruimschoots laten passeren, voordat we koers op kaap Finisterre zetten, oftewel het ‘einde van de wereld’. Wellicht ten overvloede, maar ik verzin deze namen niet zelf hè! Het wordt echt allemaal zo dramatisch benoemd, uiteraard ontstaan vanuit vreselijke gebeurtenissen en/of onwetendheid. Het bezorgt ons wel een gezonde dosis alertheid en nieuwsgierigheid wat er aan – en hopelijk voorbij – het einde te zien zal zijn…

Costa del Morte

Klop, klop. ‘Policía!’. Een agent naast Black Moon rukt ons uit onze siësta. Vanaf het zijsteigertje vergelijkt hij onze paspoorten met het papiertje op zijn klapper. Bij aankomst in La Coruña werden we door de havenmeester proactief geïnformeerd omtrent de huidige corona-situatie in deze Spaanse Old Town. ‘Momenteel zijn er 400 cases en iedereen moet in het openbaar een mondkapje dragen’, lichtte ze Niels in. Een paar dagen later vertelt onze Nederlandse buurvrouw – met een Spaanse schoonzoon – dat het inmiddels oploopt naar 700 en dat de stad mogelijk komende week weer in lock-down gaat met het beleid: niemand erin noch eruit. Niels en ik kijken elkaar aan; tijd om te gaan! Echter, juist komende week wordt er onweer voorspeld langs dé Costa del Morte…  

Vamos a España

“TOEoeoeoet…”, klinkt het ver buiten de haven. Vrijdag om 05.30 steekt Niels zijn slaperige hoofd naar buiten. “Zie je wel, het zijn misthoorns die ik steeds hoor!” Daar gaat onze perfecte weervenster om naar Spanje over te steken. De laptop wordt weer aangezwengeld om een vers weerkaartje binnen te halen. Mist wordt niet vermeld in dit soort voorspellingen. De wind is het belangrijkst en dat ziet er nog steeds goed uit voor de komende vijf dagen. Bovendien kunnen we de schepen op ons ais-scherm zien. Gemakshalve vergeten we dat vissersboten niet altijd hun positie uitzenden. Maar we zijn het ‘dreadfull weather’ in Engeland beu; we willen naar de Spaanse sol. En wel nu. Vamos!

Dol-fijne passage naar Falmouth

Het is mijn beurt om de wacht te houden tot 03.00 uur. We moeten nog zeker 15 uur varen voordat we Falmouth bereiken. Niels brieft me waar we zijn – de navigatie toont dat Black Moon ter hoogte van Lyme Bay vaart – en overhandigt me zijn notities van de afgelopen 3 uur. Tot slot instrueert hij nog een belangrijke noot: “Ik heb mijn leesboek niet open gehad. Er zijn veel vissers zonder gps en ik heb behoorlijk wat kreeftenpotjes moeten ontwijken, dus let goed op de gele boeien…”. En verdwijnt vervolgens in het slingerbedje. Ik laat mijn ogen wennen aan de duistere nacht op zoek naar boeien en vissersboten. De maneschijn dient daarbij als zoeklicht… 

Ongewenste souvenir uit Chichester

We verlaten Newhaven in de vroege ochtend om de etappe naar Isle of Wight te vervolgen: het deel van de Zuid-Engelse kust waar we vorig jaar zo graag heen wilden, maar die we nét niet wisten te bereiken wegens tijdgebrek. Of beter gezegd, we hadden niet het juiste weervenster binnen onze drie weken vakantie. Dit keer zijn we er al binnen drie dagen! We zeilen de Solent op en de keuze aan havens is reuze. De eerste poging is meteen raak: de Haslar Marina in Portsmouth, een chique haven en beroemde plek voor zeezeilers. Met open mond varen we langs een rits aan schepen van de Clipper around the world race, welke dit jaar halverwege de race afgebroken is. Portsmouth vertelt ook een rijke geschiedenis; te merken aan de gepensioneerde verdedigingswerken, een oud lichtschip als clubhuis, de Lord Nelson’s HMS Victory en een onderzeeboot als museum. Helaas kunnen we nog niet de toerist uithangen, want bij aankomst blijkt de staat van onze eigen boot belangrijker. Er is een belangrijk onderdeel kapot en dat moet gefikst. En later die week worden we zelfs tot twee keer toe geramd!

De oversteek naar Engeland

Na de uitwuif varen we de Oosterschelde af. Aan het einde ervan ligt de Roompotsluis, waar we vroeg in de ochtend door heen schutten: de Noordzee op. Vlak naast de sluis ligt een vissershaventje dat als startlijn dient. We kunnen het niet laten om het koffertje met post te openen en lezen een paar kaarten en brieven. Zo leuk! Ongeduldig als twee blije kinderen kijken we verheerlijkt naar de overige pakketten; we spreken af dat we in het vervolg bij iedere bestemming één enveloppe openen. Dan doen we er lekker lang mee. We zijn namelijk ook ongeduldig om uit te varen, dus duiken na het kopje thee lekker te kooi. Morgen start een spannende en intensieve zeiltocht naar Engeland…

De uitwuif!

“Ben jij zenuwachtig?”, bevragen we elkaar. We weten het niet precies, het voelt gewoon raar. Sinds dit jaar verkeert heel Nederland – de hele wereld – in een status van onzekerheid en soms zelfs isolatie. Wij doen daar nog een schepje bovenop door precies die kenmerken te aanvaarden op het moment dat we de trossen losgooien en aan onze wereldreis beginnen. Maar toch is dat anders. Dat is namelijk onze keuze. En we krijgen er (hopelijk) veel moois voor terug. We voelen ons meer zenuwachtig voor het ‘afscheidsmoment’ dan het daadwerkelijk vertrek; om de zee op te gaan en om nieuwe plekken te ontdekken. Zondag 19 juli 2020 is het dan zover: De uitwuif! 

Halve Maan

“Herinner je je deze plek nog?”, vraagt Niels terwijl we samen een biertje in de kuip drinken. Ik grinnik om de retorische vraag, want deze aanmeerlocatie aan de Brouwersdam bezoeken we al elf zomers op een rij. “Nee, ik bedoel precies deze plek waar nu Black Moon ligt, maar dan tien jaar geleden”. Ah ja, ons eerste bootje. Het bootje dat ook mij aangestoken heeft met het zeilvirus. Nooit verwacht dat we mede dankzij dat bootje na elf jaar later zo gegroeid zijn dat we nu zeilend op wereldreis gaan. En zowel de aankoop als de verkoop waren beide even bijzonder…

Schoon schip maken

Het Grevelingenmeer is getransformeerd in een alles verwoestende kolkende watermassa. De wind giert door het want. Het doet Black Moon beven en jengelen; een weerkaatsing van de vele lijnen en kabels aan dek waar ik normaal van hou. Maar nu irriteert het me, het maakt me boos. Ik voel me ziek. Niet zeeziek, want we liggen veilig in een haven. Ik voel me ziek door alle emoties die door elkaar worden gehusseld. Het echte vertrek nadert en enkele laatste contactmomenten vallen mij plots zwaarder dan vooraf gedacht.

Zee(land)zwervers

We hebben vol tuig staan en hoppen van het ene eilandje naar het andere. Een tegemoetkomend zeiljacht nadert ons op de motor en lijkt niet uit te wijken. “Hmm, heb je dat schip in het vizier?”, vraag ik voor de zekerheid aan Niels. Door ons voorzeil wordt namelijk zijn zicht vanachter het roer belemmerd. “Ahoi, BZ’ers!”, horen we vanaf ruim 1,5 bootlengte. Niels en ik kijken elkaar vragend aan. BZ’ers? De schipper verklaart dat hij ons online volgt en we in Zeeland al heuse Bekende Zeilers aan het worden zijn. Na een gezellig praatje vervolgt hij zijn koers, waarna we een beetje verlegen op een wel heel bijzondere plek aanstranden…

Midzomer

Vandaag is het nieuwe maan. Én er is een zonnewende gaande; het punt waarop de zon ten opzichte van de aarde de meest zuidelijke en noordelijke positie heeft bereikt. Oftewel, het is de langste dag van het jaar. De zon doet zijn best en de weergoden beloven ons een herhaalrecept van de afgelopen weken. We genieten enorm van ons nieuwe cruiser bestaan. De tijd gaat als een raket, want de nieuwe maan dient zich dus alwéér aan. Met deze hadden we graag willen vertrekken, maar er is een bekend gezegde onder zeilers: “The plans of sailors are written in the sand at low tide”. We noteren dus een nieuw vertrekdatum in het zand…  

Zout, Zouter, Zoutst

Ik steek mijn neus buiten boord en haal diep adem. “Ik ruik het”, roep ik enthousiast. Het zout suist onder de boeg door. Nog één sluis te gaan en dan zijn we weer op het Grevelingenmeer. Het meer dat nog zouter is dan de zee. Het is een prachtig natuurgebied om lekker te zeilen en eilandjes te hoppen. En als de eilandjes vol liggen of als je behoefte aan volledige rust hebt, dan is er altijd wel een mooi ankerplekje te vinden. Kortom, de Grevelingen wordt onze verblijfplaats voor de komende zes weken. Het duurt precies een etmaal om hier te komen. De uren vliegen voorbij door alle hindernissen van bruggen en sluizen, maar ook door het ophalen van bijzondere herinneringen.

Treasures

Niels kijkt vanaf een afstandje kritisch naar de romp van Black Moon. “We raken de waterlijn al bijna”, zegt hij met lichte bezorgdheid. We kunnen het gewicht nog iets beter verdelen, maar er ligt ook al gewoon heel veel aan boord. Hoewel we al zóveel spullen hebben weggedaan. En ja, heel eerlijk, er zijn ook heel veel andere spullen voor in de plaats gekomen. Wel allemaal praktisch van aard, wat een extra eliminatie dus erg moeilijk maakt. Er wordt een nieuw beleid ingevoerd: iets nieuws aan boord, betekent iets anders “overboord”. Nog een paar dagen stouwen en dan gaan we weer richting het zout! One man’s trash is another man’s treasure…

Wonen op de maan

“Wonen jullie al op de maan?”, appt een zeilvriend ons. “Haha leuke, die ga ik gebruiken”, app ik terug en leg onze situatie verder aan hem uit. We wonen nu part-time op Black Moon; of stiekem toch nog meer misschien. De havenmeester heeft ons netjes geïnformeerd dat je hier niet permanent mag wonen. “Maar ach, deze haven staat amper geregistreerd”, mompelde hij erachteraan. Grinnikend trekken we ons plan. We verblijven binnen zijn goedkeuren op de boot en pendelen doordeweeks naar het familiehuis voor een onbeperkte douche en internet. Nog een paar weken en dan zijn we werkloos. Of nou ja, werkloos. Het werk waar we betaald voor krijgen dan. We hebben nog een leuk lijstje aan bootklussen om af te vinken.

Safe haven

Sinds twee weken ligt Black Moon weer op het zout. We hebben een zwerversplek toegewezen gekregen; eentje die niemand wil, omdat je er zonder beschutting ligt. “Maar dan heb je wél de mooiste zonsondergang, heej”, motiveert de havenmeester. We zijn allang blij dat we een maandtarief kunnen afspreken, want we vertrekken op reis zodra dat kan. Of wellicht nog eerder dan gedacht… 

Uit winterslaap?

Met een plons komt Black Moon weer uit haar winterslaap. En wat ziet ze er uitgerust uit. De verse zwarte lak glimt als een spiegel en de restjes schuurstof waaien van het dek. Eindelijk is ze weer buiten. Eindelijk ligt ze weer in het water. Eindelijk kunnen we ook weer zeilen naast klussen. Eindelijk is de kluswinter voorbij.

De horizon op slot

Stel je eens voor. Je droomt jarenlang van een wereldreis, al zeilend de oneindige horizon tegemoet. Je neemt het besluit om je huidige leven aan land af te breken om tegelijkertijd een nieuw leven aan boord op te bouwen. En op het moment dat je bijna klaar voor vertrek bent, gaat voor het eerst in de recente geschiedenis de horizon op slot.   Februari 2020 – vóór de pandemie “Werk ze lief! Vanavond weer gelijk door naar de werf?” Een retorische vraag, waarna we onze eigen weg richting kantoor gaan. Nog een paar maanden hard doorwerken en dan is het moment daar: het vertrek. De tijd gaat rap, de lijst is nog lang en de werkdagen blijken kort. Sinds afgelopen najaar hebben we allebei twee fulltime jobs. Onder de romp staat een kratje met noedels en mueslirepen; de doordeweekse avondmaal. Met de schuurmachine in de hand heb je voldoende schuurstof tot nadenken…

Ik vertrek, wij vertrekken, …

Ik vertrek, wij vertrekken, wij zijn vertrokken Een persoonlijk blog na afloop van de Vertrekkersdag op 9 november 2019 in Eemnes “Ooit gaan we op wereldreis. Zeilend. Vóór onze veertigste.” Dit beloofden wij elkaar vijf jaar geleden op dertigjarige leeftijd, nadat we met ons 22 voets scheepje van Brabant naar België waren gezeild. Waar het in de eerste jaren nog vooral bij dromen bleef, maakten we bewust en onbewust steeds meer keuzes die deze ambitieuze droom realistischer maakte. Op het moment dat Zeilen mei 2018 op de mat viel en de cover schreeuwde “De wereld rond met 50.000 euro. Zo doe je dat!” realiseerden Niels en ik dat het stipje op de horizon minder onbereikbaar was dan we dachten.