“Hoor je dat?”. Piepende geluidjes wekken ons in de vroege ochtend. Ik ben meteen klaarwakker. We zijn verhuisd naar ons derde Markiezen eiland: Tahuata. Een ankerbaai met helder water welke bekend staat om de vele dolfijnen en manta roggen. Black Moon ligt aan de voet van Vaitau, een diepe vallei en wordt nu drukbezocht door dolfijnen. Ontelbare flippers spelen om ons heen. Salto´s en schroevendraaiers. Ik maak een iets minder elegante sprong. Nog voor het ontbijt zwemmen we naar ze toe, maar ze zijn ons steeds te vlug af. “Met de bijboot dan maar?”. Blijkbaar vinden ze dit wel een leuk spelletje. Wanneer we omringd zijn, laat ik me zelfs even onderdompelen. WAUW! Een drietal lokale jongetjes zwaaien naar ons vanaf de wal. Of ze mee mogen varen…  

Joyride
De drie jochies kunnen hun lol niet op. Handjes reiken naar achteren, vechtend om de gashendel, terwijl de andere handjes naar voren wijzen: “Daar zijn ze!”. Het is moeilijk kiezen tussen ofwel sturen ofwel op de voorste rang zitten. Een stoelendans in de kleine bijboot volgt. Tientallen dolfijnen zwemmen met ons mee. Onze 3,5 pk kan ze net bijhouden – of zij houden zich in, waarschijnlijk is dat het. Volgens de lokale experts hebben wij de race gewonnen. In druipende kleding staan ze weer op de kade. Het zal me niets verbazen als ze iedere dag doorweekt thuiskomen. Na de dolfijnen volgen de manta´s, oftewel de grootste roggensoort ter wereld. In alle rust snorkelen we beurtelings tussen deze magische vliegende tapijten.

Rituele krijgersdans
“Hoor je dat?”. Gezang, geroep, gestamp en getrommel lokken ons rond lunchtijd naar de wal. Het is pinkstermaandag, zowat alle 600 bewoners van het eiland zijn bijeengetrommeld om de Haka te repeteren. De jongens staan links onder een afdak; zware uitroepen en harde stampen galmen door de vallei. De meisjes staan of zitten rechts in een open veld met een bloemetje achter de oren; ze zingen hoog en bewegen zwierig met trippelende pasjes. De Haka is een rituele krijgersdans om de goden aan te spreken, mensen te verwelkomen of juist vijanden af te schrikken. Op iedere Markiezen eiland wordt nu druk geoefend, want in de tweede week van juli vindt er een groot festival op de naastgelegen Fatu Hiva plaats. Hopelijk luisteren de weergoden ook mee en zijn ze ons goed gezind om erheen te zeilen.

Potje afmaken
Na een goede hike door de vallei strijken we neer bij Chez Jimmy voor een vroeg avondmaal. “Ze zouden toch om 17.00 uur opengaan?”, zeg ik bijna hangry. Een paar minuten later komt Jimmy over de weg aangesjokt. “Bonsoir!” Natuurlijk zijn we welkom. Hij opent het terras, deelt onze drankjes uit en wijst naar het menu bord. “Denk er maar even goed over na, ik ga eerst verder met m´n potje Jeu de Boules”. En weg is ie. Een poosje later stopt er een rode pick-up. “Dat zal de kok zijn”, grapt Niels. De vrouw op krukken verdwijnt inderdaad in de keuken. Wanneer de bodem van ons biertje in zicht komt, keert Jimmy terug: “Zo, gewonnen! Wat mag het zijn: biefstuk of tonijn?”. Wat een werkleven. Dat zou in Nederland dus ondenkbaar zijn discussiëren we.

Potje ukelele
Samen met vier andere zeilers zijn we de enige gasten. Een andere tafel wordt bezet door zijn vrouw (aka de kok op krukken) en hun vier kinderen. Wanneer het eten is geserveerd, tokkelt Jimmy wat op zijn ukelele. Dan komt hij bij ons zitten en speelt een paar Polynesische liedjes. “Now it costs more”, grapt ie na ieder liedje. Ik vraag of hij ook naar het festival gaat. “No, because I have a wife!”, en lacht met hoge toon zijn spleettanden bloot. Na het afrekenen vraagt hij rond wie van ons een lang touw wil ruilen tegen een bootlading fruit. We spreken de volgende ochtend rond negen uur af.

Nachtwerk
“Hoor je dat?”. Het is bijna middernacht. Valwinden gieren door de vallei over de ankerbaai. Al de hele avond zwieren we achter het anker, van links naar rechts, waardoor we nog net voor het donker opnieuw moesten ankeren. Maar nu ligt onze buurboot voor ons ineens wel heel dichtbij. Ook zijn anker is gaan krabben. Niels stapt in de bijboot en wekt de slaapdronken Tjech. Nu ik toch wakker lig, check ik mijn telefoon. Hmm, diverse appjes en mailtjes van de Zeilen redactie. Het is urgent. Ik heb een hele leuke extra schrijfopdracht als zijnde “correspondent in den vreemde”. Ze zitten met smart op het eerste nieuwsbericht te wachten. Oh ja, deadlines, zo werkte dat ook alweer. Jimmy moest eens weten.

Ruilhandel
Met wallende ogen zitten we stipt om 09.00 uur voor de gesloten strandluikjes van Chez Jimmy. Jimmy zelf is nog nergens te bekennen. Tussen ons in ligt een oude scheepslijn van 12 meter, welke toch te kort was om het voorzeil goed mee te trimmen. Bijna een uur later komt zijn rode pick-up aanrijden. “Ça va?”. Hij knikt ja, zijn vrouw schudt nee. Ze komen net bij de dokter vandaan, iets met de hartkleppen. Niets aan te doen nu zegt hij relativerend en gebaart ons om in te stappen. Hij en zijn familie wonen een stukje hoger in de vallei. We plukken mango´s, papaja’s, sinaasappels, limoenen, bananen, aubergines en pompelmoezen. Tussendoor vertelt hij trots over zijn paradijs. Wanneer we voor de derde keer zeggen dat het écht genoeg is zo, sluit hij pas de klep van de pick-up. Hij kijkt goedkeurend naar het touw. Iedereen blij, of wellicht toch niet…

“Wat ga je er eigenlijk mee doen?”, vraag ik nieuwsgierig. “Daarboven in de vallei loopt een koe van me los, hiermee kan ik haar vastbinden”. Hij ziet mijn verschrikte gezicht en zegt snel dat ze wel iedere dag op een andere plek mag grazen. Ik knik enigszins opgelucht. Het is een prima ruil, maar nu ik dit weet had ik liever een langere lijn gegeven. Ach, deze koe heeft hoe dan ook een paradijselijk leven.

Share: